ECLI:NL:HR:2007:AZ2841
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Vermogensetikettering en de dienstbaarheid van een woning aan de bedrijfsuitoefening in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X te Z, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 17 november 2005, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De Inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 291.472, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde, de uitspraak van de Inspecteur vernietigde en de aanslag verminderde tot een belastbaar inkomen van ƒ 57.284. Deze uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
Tegen de uitspraak van het Hof heeft belanghebbende cassatie ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 9 oktober 2006 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het incidentele beroep is kennelijk alleen ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, maar aangezien dit niet het geval is, behoeft het geen behandeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het principale beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Het arrest is uitgesproken op 13 juli 2007.