ECLI:NL:HR:2007:AZ2593
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van verzet tegen dwangbevel en de vereisten voor betekening
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, [eiser], verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel dat door de Ontvanger van de Belastingdienst was uitgevaardigd. De zaak begon met een definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die op 30 december 1995 aan [eiser] was opgelegd. De aanslag stelde het verschuldigde bedrag op nihil, maar eiste wel de terugbetaling van een eerder uitbetaald bedrag van ƒ 7.234,--. Op 20 februari 1997 werd een dwangbevel uitgevaardigd ter invordering van deze aanslag. Eiser stelde dat het dwangbevel niet correct was betekend, wat leidde tot zijn verzet. De rechtbank te Zutphen wees de vordering van [eiser] af, en het gerechtshof te Arnhem bekrachtigde dit vonnis in een arrest van 23 augustus 2005.
In cassatie werd de vraag behandeld of het hof terecht het beroep op de nietigheid van het betekeningsexploot van het dwangbevel had verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof de juiste toepassing van artikel 94 lid 1 (oud) Rv. had gehanteerd. Dit artikel stelt dat een exploot slechts nietig is indien de betrokkene door het gebrek in zijn verdediging is benadeeld. De Hoge Raad concludeerde dat [eiser] voldoende op de hoogte was van het dwangbevel en zijn standpunten had kunnen inbrengen, waardoor hij niet in zijn verdediging was benadeeld. De Hoge Raad verwierp het beroep en veroordeelde [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Ontvanger waren begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.