ECLI:NL:HR:2007:AZ2167
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Strafmotivering en detentie(on)geschiktheid in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 februari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1973, was veroordeeld voor het medeplegen van brandstichtingen en een poging tot diefstal. Het Hof had de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De verdachte stelde in cassatie dat de strafmotivering ontoereikend was, omdat deskundigen hadden geadviseerd dat hij detentieongeschikt was. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat de verdachte in staat was om detentie te ondergaan. De Hoge Raad nam daarbij in overweging dat de raadsman in hoger beroep geen verweer had gevoerd over de detentieongeschiktheid van de verdachte. De deskundige had weliswaar verklaard dat de verdachte onvoldoende weerbaar was, maar dit deed niets af aan de toereikendheid van de strafmotivering. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij het Hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan in aanmerking had genomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere brandstichtingen, wat leidde tot aanzienlijke schade en gevaar voor levens. De Hoge Raad concludeerde dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.