ECLI:NL:HR:2007:AZ2104

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00233/06
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vrijspraak van verdachte die over dranghekken van de Amerikaanse ambassade klom en op de grond ging liggen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van het Openbaar Ministerie tegen de vrijspraak van een verdachte die op 21 maart 2003 over dranghekken bij de Amerikaanse ambassade in Den Haag klom en op de grond ging liggen. De verdachte werd beschuldigd van het verstoren van de openbare orde, zoals vastgelegd in artikel 76 van de Algemene Politieverordening (APV) voor Den Haag. Het Hof had de verdachte vrijgesproken, omdat het van oordeel was dat er geen sprake was van een verstoring van de openbare orde. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof een te beperkte uitleg heeft gegeven aan het begrip 'verstoring van de openbare orde'. De Hoge Raad stelt dat de beoordeling van verstoring moet plaatsvinden aan de hand van normaal spraakgebruik en de specifieke omstandigheden van het geval. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt dat de aanwezigheid van dranghekken en de acties van de verdachte in de context van de openbare orde moeten worden bezien. De zaak roept vragen op over de interpretatie van wat als verstoring van de openbare orde kan worden beschouwd, vooral in situaties van politiek protest.

Uitspraak

30 januari 2007
Strafkamer
nr. 00233/06
KM/IC
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 oktober 2005, nummer 22/004862-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage van 20 juli 2004 - de verdachte vrijgesproken van het haar bij inleidende dagvaarding tenlastegelegde.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de Advocaat-Generaal bij het Hof. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte, mr. E.Th. Hummels, advocaat te Zeist, heeft het beroep tegengesproken.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast moge voorkomen.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de verdachte ten onrechte heeft vrijgesproken.
3.2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"zij te 's-Gravenhage op of omstreeks 21 maart 2003, op of aan de openbare weg, het Lange Voorhout, op enigerlei wijze de orde heeft verstoord en/of (een) perso(o)n(en) heeft lastig gevallen en/of heeft gevochten, immers is hij, verdachte, over een afzetting ((drang)hek) geklommen en/of (vervolgens) is hij op de grond gaan liggen en/of (vervolgens) heeft hij zich besmeurd met een (rode) vloeistof en/of (vervolgens) heeft hij geschreeuwd."
3.2.2. Het Hof heeft de gegeven vrijspraak als volgt gemotiveerd:
"Naar 's hofs oordeel is het volgende naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep komen vast te staan. De verdachte is met een paar anderen bij wijze van politiek protest op 21 maart 2003 's ochtends om een uur of negen over bij de Amerikaanse ambassade aan het Lange Voorhout te 's Gravenhage geplaatste "stage-dranghekken" geklommen. Zij zijn vervolgens vlakbij de zich in de binnenste afzetting met bouwhekken bevindende toegangspoort tot het ambassadeterrein op de grond gaan liggen en hebben zich met een rode (op bloed gelijkende) vloeistof besmeurd. De mobiele eenheid die bij die ambassade surveilleert, heeft de verdachte en de anderen direct verwijderd, waarna de verdachte is aangehouden. Die aanhouding ging met wat commotie en geschreeuw gepaard en er werden foto's gemaakt door de (tevoren door de demonstranten ingelichte) pers.
Uit de hiervoor weergegeven gang van zaken is naar 's hofs oordeel niet af te leiden dat de verdachte met haar handelen de openbare orde heeft verstoord. Voor zover er al sprake is geweest van enige commotie of "enige opschudding onder het publiek" (zoals gerelateerd in PV-nr. PL1511/2003/17374-2, p. 13, overigens niet nader onderbouwd) veroorzaakt door dat handelen, dan kan dit niet worden aangemerkt als het veroorzaken van wanordelijkheden. Het tenlastegelegde is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken."
3.2.3. Art. 76, eerste lid, Algemene Politieverordening voor 's-Gravenhage 1982 hierna: APV 's-Gravenhage 1982, geplaatst in Hoofdstuk II (Openbare Orde), Afdeling IV (Andere maatregelen betreffende de openbare orde), Paragraaf 1 (Maatregelen tegen overlast), luidt als volgt:
"Onverminderd het bepaalde in de artikelen 424, 426 bis van het Wetboek van Strafrecht is het verboden, op of aan de openbare weg of in een voor het publiek toegankelijk bouwwerk op enigerlei wijze de orde te verstoren, personen lastig te vallen of te vechten."
3.2.4. Gelet op de titel waarin art. 76 APV 's-Gravenhage 1982 is geplaatst heeft die bepaling het oog op verstoring van de openbare orde, hetgeen in de tekst tot uitdrukking is gebracht met de passage "op of aan de openbare weg of
in een voor een publiek toegankelijk bouwwerk".
3.3. De tenlastelegging is toegesneden op art. 76 APV 's-Gravenhage 1982. Het in de tenlastelegging voorkomende begrip "op of aan de openbare weg de orde verstoren", moet geacht worden te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in dat artikel.
3.4.1. Het begrip "verstoring van de (openbare) orde" in genoemde bepaling is niet nader omlijnd. De beantwoording van de vraag of daarvan sprake is, zal dus moeten worden beantwoord aan de hand van het normale spraakgebruik, met inachtneming van de specifieke omstandigheden van het geval. Wil van een dergelijke verstoring kunnen worden gesproken, dan zal het moeten gaan om een verstoring van enige betekenis van de normale gang van zaken in of aan de desbetreffende openbare ruimte.
3.4.2. Het Hof heeft onder meer vastgesteld dat de verdachte met een paar anderen over bij de Amerikaanse
ambassade aan het Lange Voorhout te 's-Gravenhage geplaatste "stage-dranghekken" is geklommen waarna zij vervolgens tussen die hekken en de voor de ambassade geplaatste binnenste dranghekken op de grond zijn gaan liggen.
3.4.3. Overwegende als hiervoor onder 3.2.2 is weergegeven, heeft het Hof geen inzicht gegeven in zijn gedachtegang.
Indien het heeft geoordeeld dat voor verstoring van de (openbare) orde in de zin van art. 76 APV 's-Gravenhage 1982 nodig is dat wanordelijkheden onder het publiek zijn teweeggebracht, dan heeft het met miskenning van hetgeen hiervoor onder 3.4.1 is vooropgesteld, aan die term een te beperkte uitleg gegeven.
Indien het niet is voorbijgegaan aan de betekenis die aan die term toekomt, dan is zijn oordeel zonder nadere, doch ontbrekende motivering, niet begrijpelijk. Naar van algemene bekendheid is, dienen de door het Hof genoemde
"stage-dranghekken" immers ter wering van het publiek van het weggedeelte waarop de verdachte zich heeft begeven.
3.5. Het middel is derhalve gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 januari 2007.