ECLI:NL:HR:2007:AZ1624
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van Nederlanderschap van een kind na postnatale erkenning door een Nederlander
In deze zaak, die op 26 januari 2007 door de Hoge Raad is behandeld, gaat het om de vaststelling van het Nederlanderschap van een kind dat is geboren uit een Colombiaanse moeder en erkend door een Nederlandse vader. De ouders, beiden wonende in Aruba, hebben verzocht om vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van hun minderjarig kind, geboren op [geboortedatum] 2003. Dit verzoek is ingediend op basis van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De Procureur-Generaal van Aruba heeft geadviseerd om het verzoek af te wijzen, en de Minister van Justitie van Aruba heeft eveneens geadviseerd tot afwijzing.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft in een tussenbeschikking van 18 januari 2005 de ouders toegelaten tot het bewijs dat de vader de verwekker is van het kind. In de eindbeschikking van 21 juni 2005 heeft het hof vastgesteld dat het kind Nederlander wordt met ingang van de datum zoals bedoeld in artikel 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. De Staat der Nederlanden heeft hiertegen cassatie ingesteld, waarbij de ouders hebben verzocht om niet-ontvankelijkheid van de Staat of om het beroep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de cassatietermijn tijdig is ingediend en heeft de opvatting van het hof bevestigd dat een postnatale erkenning in combinatie met gerechtelijk bewijs van het verwekkerschap gelijkgesteld kan worden met een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De Hoge Raad heeft de klachten van de Staat verworpen en de beschikking van het hof bevestigd, waarmee het kind Nederlander wordt met ingang van de in de Rijkswet bedoelde datum. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.