ECLI:NL:HR:2007:AZ1113
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht om een voorwaardelijke machtiging te verlenen aan de betrokkene, die gediagnosticeerd was met een stoornis in zijn geestvermogens. De rechtbank Utrecht verleende op 27 juli 2006 deze machtiging voor de duur van zes maanden, met specifieke voorwaarden waaronder het ondergaan van behandeling en het naleven van afspraken met het casemanagement team.
De betrokkene heeft tegen deze beschikking cassatie ingesteld, waarbij de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en verwijzing naar de rechtbank. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de bijzondere voorwaarden die aan de machtiging waren verbonden, niet voldoende specifiek waren geformuleerd. Dit betreft met name de voorwaarde dat de betrokkene zich moet houden aan afspraken met het casemanagement team, die niet concreet genoeg waren om als rechtsgeldig te worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank onvoldoende heeft gewaarborgd dat de voorwaarden voldeden aan de eisen van de Wet Bopz, die stelt dat bijzondere voorwaarden niet de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging mogen beperken. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak terugverwezen voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank opnieuw moet beoordelen of de voorwaarden aan de wettelijke eisen voldoen.