ECLI:NL:HR:2007:AZ0617
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van partneralimentatie na scheiding en de redelijkheid en billijkheid van gefaseerde verlaging
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de beëindiging van de partneralimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in 2003 een verzoek ingediend bij de rechtbank te Rotterdam om de alimentatie die de man, verweerder in cassatie, aan haar moest betalen te beëindigen of te verlagen. De rechtbank heeft in 2004 de verzoeken van de man afgewezen en de alimentatieverplichting van de man verlengd tot 12 jaar. De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat in 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigde en een gefaseerde verlaging van de alimentatie vaststelde, eindigend op 30 augustus 2012. De vrouw ging in cassatie tegen deze beschikking.
De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van het hof niet voldoende gemotiveerd is. Het hof heeft niet adequaat rekening gehouden met de financiële situatie van de man, die niet deugdelijke gegevens heeft overgelegd. De Hoge Raad benadrukt dat de financiële omstandigheden van de alimentatieplichtige van belang zijn voor de beoordeling van de redelijkheid en billijkheid van de beëindiging of verlaging van de alimentatie. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De zaak illustreert de complexiteit van alimentatiezaken, waarbij de belangen van beide partijen zorgvuldig moeten worden afgewogen. De Hoge Raad bevestigt dat de rechter bij zijn beoordeling rekening moet houden met de financiële situatie van de alimentatieplichtige en de gevolgen voor de alimentatiegerechtigde.