ECLI:NL:HR:2007:AZ0391

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42549
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van aanslag baatbelasting en rechtszekerheid bij bekostigingsbesluit

In deze zaak gaat het om de vernietiging van een aanslag in de baatbelasting die was opgelegd aan belanghebbende voor de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z door de gemeente De Ronde Venen. De aanslag, ter hoogte van ƒ 3.600, was het resultaat van een bekostigingsbesluit dat op 31 oktober 1996 door de gemeenteraad was genomen. Het hoofd van de stafdienst Financiële en Economische Zaken verklaarde het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag niet-ontvankelijk. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat het beroep wegens overschrijding van de termijn niet-ontvankelijk verklaarde. Na verzet van belanghebbende, verklaarde het Hof het verzet gegrond en vernietigde de eerdere uitspraak. In de daaropvolgende uitspraak handhaafde het Hof de aanslag, wat leidde tot cassatie door belanghebbende.

De Hoge Raad oordeelde dat het bekostigingsbesluit onvoldoende rechtszekerheid bood voor de belastingplichtigen, omdat het geen informatie bevatte over de geraamde lasten en geen maximumbedrag aan het te verhalen percentage verbond. Dit was in strijd met artikel 222, lid 2, van de Gemeentewet, dat vereist dat voor elke baatbelasting voorafgaand aan de heffing duidelijkheid moet zijn over de lasten die verhaald worden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, vernietigde de aanslag en gelastte de gemeente De Ronde Venen om het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. Tevens werden de proceskosten aan de zijde van belanghebbende vastgesteld en diende de gemeente deze kosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid in de belastingheffing en de noodzaak voor gemeenten om transparante bekostigingsbesluiten te nemen, zodat belastingplichtigen weten waar zij aan toe zijn. De Hoge Raad bevestigde dat de eisen van de Gemeentewet strikt nageleefd moeten worden om de rechtspositie van belastingplichtigen te waarborgen.

Uitspraak

Nr. 42.549
29 juni 2007
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 juli 2005, nr. P03/00001, betreffende na te melden aanslag in een baatbelasting van de gemeente De Ronde Venen.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is ter zake van het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) een aanslag in de baatbelasting Achterbos 1996 van de gemeente De Ronde Venen opgelegd ten bedrage van ƒ 3.600.
Het hoofd van de stafdienst Financiële en Economische Zaken van de gemeente De Ronde Venen (hierna: het hoofd) heeft bij uitspraak het tegen de aanslag gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
2. Loop van het geding tot dusverre
Belanghebbende is tegen de uitspraak van het hoofd in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft bij uitspraak van 9 februari 2001, nr. 00/4144, wegens overschrijding van de beroepstermijn het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen verzet gedaan. Het Hof heeft bij uitspraak van 23 maart 2001, nr. 00/4144 het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 6 december 2002, nr. 37107, BNB 2003/53, vernietigd, met verwijzing van het geding naar hetzelfde gerechtshof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest. Het Hof heeft bij uitspraak van 20 februari 2003 het verzet gegrond verklaard en de uitspraak op het verzet van het Hof van 9 februari 2001 vernietigd.
Het Hof heeft vervolgens bij de in cassatie bestreden uitspraak de uitspraak van het hoofd vernietigd, belanghebbende ontvankelijk verklaard in haar bezwaar en de aanslag gehandhaafd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen (hierna: het college) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het college heeft een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 14 september 2006 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep in cassatie, vernietiging van 's Hofs uitspraak en vernietiging van de uitspraak van de heffingsambtenaar alsmede van de aanslag.
4. Beoordeling van de klachten
4.1. Zoals is overwogen in het arrest van 23 september 2005, nr. 39704, BNB 2006/4, onderdeel 3.3.1, dient artikel 222, lid 2, van de Gemeentewet aldus te worden uitgelegd dat voor elke in te voeren baatbelasting tevoren bij een bekostigingsbesluit moet zijn vastgesteld in welke mate de lasten, verbonden aan de voorzieningen waarop die baatbelasting betrekking heeft - dat wil zeggen de voorzieningen waarbij de in een bepaald gedeelte van de gemeente gelegen onroerende zaken zijn gebaat - zullen worden verhaald. Met de invoering van die bepaling heeft de wetgever bedoeld de rechtszekerheid ten behoeve van de belastingplichtigen te waarborgen. Dit laatste brengt mee, aldus nog steeds voormeld arrest, dat het bekostigingsbesluit een vermelding moet bevatten van het te verhalen bedrag per (deel)gebied waarop de baatbelastingverordening betrekking zal hebben; dat kan hetzij door te vermelden welk (vast of maximum) percentage van de geraamde lasten verhaald zal worden, hetzij door te vermelden welk (vast of maximum) geldbedrag de gemeente in totaal of per onroerende zaak zal verhalen. In onderdeel 3.3.3 van voormeld arrest is vervolgens overwogen dat indien in het bekostigingsbesluit is vermeld welk (vast of maximum) percentage van de geraamde lasten zal worden verhaald, het besluit - tenzij daarin aan het te verhalen percentage van de lasten een maximumbedrag (per onroerende zaak of in totaal) is verbonden - tevens het bedrag van de geraamde lasten dient te vermelden; anders zou het besluit onvoldoende rechtszekerheid ten behoeve van de belastingplichtigen bieden.
4.2. In het onderhavige geval heeft de raad van de gemeente De Ronde Venen op 31 oktober 1996 een bekostigingsbesluit genomen (hierna: het Bekostigingsbesluit) waarin is besloten "via de heffing van een baatbelasting de voor rekening van de gemeente komende lasten welke gepaard gaan met de aanleg van een verzamelriool aan Achterbos voor maximaal 100% te verhalen op de genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de door de aanleg gebate onroerende zaken". Het Bekostigingsbesluit vermeldt echter niets over het bedrag van de geraamde lasten, en evenmin wordt aan het te verhalen percentage (100) van de lasten enig maximumbedrag verbonden. Het Bekostigingsbesluit biedt derhalve, gelet op het hiervoor onder 3.1 overwogene, onvoldoende rechtszekerheid ten behoeve van de belastingplichtigen en kan niet gelden als een bekostigingsbesluit zoals vereist in artikel 222, lid 2, van de Gemeentewet. Nu te dezen aan de eisen van dat artikellid niet is voldaan, mag ter zake geen baatbelasting worden geheven en is de bij besluit van 21 december 1999 vastgestelde Verordening baatbelasting Achterbos 1996 in zoverre onverbindend.
4.3. 's Hofs andersluidend oordeel is onjuist, en de in cassatie daartegen gerichte klacht slaagt. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. De overige klachten behoeven geen behandeling.
5. Proceskosten
Het college zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de uitspraak van het Hof, doch alleen voor zover daarbij de aanslag is gehandhaafd,
vernietigt de aanslag,
gelast dat de gemeente De Ronde Venen aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 103, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de gemeente De Ronde Venen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2007.