ECLI:NL:HR:2007:AZ0359
Hoge Raad
- Cassatie
- H.J. de Klerk
- A. Hammerstein
- M. de Vries
- Rechtspraak.nl
Herinrichting en heffing van baatbelasting in Breda
In deze zaak, die betrekking heeft op de heffing van baatbelasting door de gemeente Breda, is de Hoge Raad op 4 mei 2007 tot een uitspraak gekomen. De gemeente Breda startte in 1994 met de herinrichting van haar binnenstad, waarbij een aanzienlijk deel van de kosten werd verhaald door middel van baatbelasting. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen de aanslag en zijn beroep bij het Hof 's-Hertogenbosch was niet succesvol. De Hoge Raad heeft echter de uitspraak van het Hof gecasseerd en de zaak verwezen naar het Hof 's-Gravenhage.
Het Hof 's-Gravenhage oordeelde dat de herinrichting van de binnenstad niet heeft geleid tot een wezenlijke verandering van het geheel van voorzieningen in het heringerichte gebied in vergelijking met de oude situatie. Dit oordeel is van feitelijke aard en is door de Hoge Raad niet onbegrijpelijk geacht. In de bijlage bij de conclusie is een model uitgewerkt dat de vraag beantwoordt hoe de heffing van baatbelasting verloopt in het geval van herinrichting. De Hoge Raad concludeert dat de herinrichting een voorziening vormt, maar dat onderdelen die louter onderhoud betreffen, niet als zodanig kunnen worden aangemerkt.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vraag of de herinrichting heeft geleid tot een wezenlijke verandering van de voorzieningen negatief moet worden beantwoord. Het Hof heeft het toetsingskader van het verwijzingsarrest niet miskend, en het oordeel is niet onbegrijpelijk. Uiteindelijk is het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, en de uitspraak wordt niet gepubliceerd.