ECLI:NL:HR:2007:AY9678
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Borgtocht en de uitzondering op het toestemmingsvereiste in het BW
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een bank en een directeur-grootaandeelhouder over een borgtocht die is verstrekt ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf. De Hoge Raad behandelt de vraag of de borgtocht als particuliere borgtocht kan worden gekwalificeerd, en of de uitzondering op het toestemmingsvereiste in artikel 1:88 lid 5 BW van toepassing is. De eiser, die als enig aandeelhouder van een vennootschap fungeert, heeft zich borg gesteld voor een lening van zijn vennootschap aan de bank. De bank heeft de eiser aangesproken op de borgtocht na het faillissement van de vennootschap. De rechtbank heeft de vordering van de bank toegewezen, maar de eiser heeft in hoger beroep zijn vordering vermeerderd en schadevergoeding gevorderd op grond van onrechtmatig handelen van de bank bij de uitwinning van zekerheden. Het hof heeft de vordering in conventie toegewezen, maar de vorderingen in reconventie afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof terecht heeft geoordeeld dat de borgtocht niet kan worden gekwalificeerd als particuliere borgtocht, omdat de eiser handelde ten behoeve van zijn vennootschap. De Hoge Raad vernietigt het eindarrest van het hof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De bank wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.