ECLI:NL:HR:2007:AY9172
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over mishandeling en voorwaardelijk opzet op letsel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was veroordeeld voor mishandeling, omdat hij op 9 november 2003 in 's-Gravenhage een beveiligingsmedewerker, [benadeelde partij], met zijn hand in het gezicht had geslagen, wat resulteerde in letsel. De verdachte ontkende opzettelijk te hebben geslagen en stelde dat hij enkel een afwerend gebaar had gemaakt om tussen de beveiligers door te komen. Het Hof had de verklaring van de benadeelde partij als bewijs gebruikt, maar de verdachte stelde dat deze verklaring gedenatureerd was door het Hof, omdat het Hof niet had meegenomen dat de benadeelde partij vermoedde dat de verdachte hem opzij wilde duwen.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de verklaring van de benadeelde partij niet verkeerd had geïnterpreteerd. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte met zijn hand in de richting van het gezicht van de benadeelde partij had geslagen en dat deze gedragingen, gezien de omstandigheden, konden worden aangemerkt als gericht op het toebrengen van letsel. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op letsel had aanvaard, wat voldoende was voor de bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie kon leiden. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot een geldboete van driehonderd euro, subsidiair zes dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij werd toegewezen.