ECLI:NL:HR:2007:AX8608
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- A.H.T. Heisterkamp
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing over bijdragen Europees Parlement voor aanvullend pensioen Nederlands lid Europees Parlement
In deze zaak gaat het om de belastingheffing over de bijdragen die een Nederlands lid van het Europees Parlement ontving voor aanvullend pensioen. De belanghebbende, die van 1989 tot medio mei 1999 lid was van het Europees Parlement, had in haar aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 1996 tot en met 1999 de bijdragen van het Europees Parlement voor haar aanvullend pensioen niet als inkomsten vermeld. De Belastingdienst legde navorderingsaanslagen op, waarbij deze bijdragen wel tot het belastbare inkomen werden gerekend. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de navorderingsaanslagen vernietigde, omdat het recht tot belastingheffing volgens het Hof toekwam aan België en Frankrijk op basis van de belastingverdragen.
De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak van het Hof. In cassatie werd de vraag behandeld of de werkzaamheden van een Europarlementariër als 'soortgelijk' kunnen worden aangemerkt aan die van een beoefenaar van een vrij beroep, zoals bedoeld in de belastingverdragen. De Hoge Raad oordeelde dat de werkzaamheden van een Europarlementariër wezenlijk verschillen van die van een vrij beroep, en dat de artikelen in de belastingverdragen niet van toepassing zijn op de inkomsten uit de functie van lid van het Europees Parlement. De Hoge Raad verklaarde het incidentele beroep ongegrond, het principale beroep gegrond, en vernietigde de uitspraak van het Hof, met verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad concludeerde dat de inkomsten en voordelen uit de functie van lid van het Europees Parlement belast moeten worden in de woonstaat van de belanghebbende, Nederland. De proceskosten werden niet toegewezen, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof moet worden toegekend.