ECLI:NL:HR:2007:AV0426
Hoge Raad
- Cassatie
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- J.W.M. Tijnagel
- Rechtspraak.nl
Schenking onder opschortende voorwaarde en het tijdstip van totstandkoming volgens de Successiewet
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een navorderingsaanslag in het recht van schenking is gehandhaafd. De navorderingsaanslag betreft een schenking van ƒ 1.550.000 door de moeder van belanghebbende, die in 1989 naar België emigreerde. De schenking werd op 16 september 1997 vastgelegd in een notariële akte, maar was onderworpen aan een opschortende voorwaarde die in 2001 in vervulling ging. Het Hof had geoordeeld dat de schenking op de datum van de akte tot stand was gekomen, ondanks de opschortende voorwaarde. Belanghebbende stelde dat de schenking pas in 2001 had plaatsgevonden, wat van belang was voor de toepassing van artikel 3, lid 1, van de Successiewet 1956 (SW), dat bepaalt dat schenkingsrecht verschuldigd is indien de schenker ten tijde van de schenking binnen het Rijk woonde.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de schenking op 16 september 1997 tot stand was gekomen. De Hoge Raad bevestigde dat de moeder van belanghebbende op dat moment geacht werd binnen het Rijk te wonen, en dat de rechtshandeling voldeed aan de definitie van schenking zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het primaire middel van belanghebbende faalde, en de Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak van het Hof werd bevestigd, en er werden geen proceskosten toegewezen.