ECLI:NL:HR:2007:AU8958
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- E.N. Punt
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing op personenauto's en motorrijwielen in relatie tot gemeenschapsrecht en mensenrechten
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Staat der Nederlanden en de vereniging BOVAG en AUTO CENTURY B.V. over de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (BPM). Eiseressen, Bovag en Auto Century, hebben de Staat gedagvaard omdat zij van mening zijn dat de BPM, gezien het ontbreken van een algemene teruggaafregeling bij uitvoer, in strijd is met het gemeenschapsrecht, met name het discriminatieverbod van artikel 29 en 90 EG, alsook met artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) en artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in verbinding met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft de vordering van Bovag c.s. afgewezen, waarna zij in hoger beroep gingen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, wat leidde tot cassatie door Bovag c.s. bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 5 januari 2007 geoordeeld dat de BPM geen heffing is die het gebruik van een personenauto of motorrijwiel belast naar de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de weg. De Raad oordeelde dat het ontbreken van een teruggaafregeling niet betekent dat Nederland een hogere belasting heft op producten van andere lidstaten dan op gelijksoortige nationale producten. De Hoge Raad verwierp het beroep van Bovag c.s. en oordeelde dat de heffing van BPM niet in strijd is met het gemeenschapsrecht. De kosten van het geding in cassatie werden aan Bovag c.s. opgelegd, begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.