ECLI:NL:HR:2007:AU8565

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 januari 2007
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41750
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag inkomstenbelasting en de aftrekbaarheid van hypotheekrente voor tijdelijk ter beschikking gestelde woning

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 december 2004, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 67.660 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van ƒ 7.323. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en het middel van belanghebbende verworpen op de gronden zoals vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw had geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest werd uitgesproken op 26 januari 2007 door de vice-president en de raadsheren in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de aftrekbaarheid van hypotheekrente in het kader van de eigen woning, specifiek in situaties waarin de woning tijdelijk aan een derde ter beschikking is gesteld voorafgaand aan eigen bewoning. Dit arrest biedt duidelijkheid over de toepassing van artikel 3.111 van de Wet IB 2001 in dergelijke gevallen.

Uitspraak

Nr. 41.750
26 januari 2007
MvA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 december 2004, nr. 03/04447, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van ƒ 67.660 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van ƒ 7.323, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal J.A.C.A. Overgaauw heeft op 24 november 2005 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden vermeld in onderdeel 3.6 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, C.J.J. van Maanen, C.A. Streefkerk en J.W.M. Tijnagel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2007.