ECLI:NL:HR:2006:AZ4635
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake diefstal door twee of meer verenigde personen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2006 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag die was ingediend door mr. G.J.A. van de Grint, advocaat te 's-Hertogenbosch, namens de aanvraagster. De aanvraagster was eerder door de Politierechter in de Rechtbank te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken wegens diefstal door twee of meer verenigde personen. De herzieningsaanvraag was gebaseerd op artikel 459 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat voorschrijft dat de aanvraag moet bevatten de omstandigheid waarop deze steunt, evenals een opgave van de bewijsmiddelen die deze omstandigheid kunnen onderbouwen. De Hoge Raad oordeelde dat de aanvrage niet voldeed aan deze vereisten, omdat de opgave van bewijsmiddelen ontbrak. Hierdoor kon de aanvraag niet worden ontvangen.
De Hoge Raad benadrukte dat voor een herziening slechts omstandigheden van feitelijke aard kunnen dienen die niet tijdens het oorspronkelijke proces aan het licht zijn gekomen en die, indien zij bekend waren geweest, mogelijk tot een andere uitkomst van de zaak zouden hebben geleid. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, waardoor de Hoge Raad de herzieningsaanvraag niet-ontvankelijk verklaarde. Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.