ECLI:NL:HR:2006:AZ4161

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/261HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling contractuele boete en schadevergoeding bij niet-nakoming koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres en verweerder over de betaling van een contractuele boete en schadevergoeding als gevolg van de niet-nakoming van een koopovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M. Baumgarten, werd door verweerder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.A. Koot, gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. Verweerder vorderde een bedrag van ƒ 256.200,-- ter zake van de verbeurde contractuele boete en schadevergoeding. Eiseres bestreed de vordering en vorderde in reconventie een verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden, evenals een bedrag van ƒ 256.200,-- ter zake van een verbeurde boete door verweerder.

De rechtbank heeft op 4 september 2002 de vordering in conventie afgewezen en in reconventie geoordeeld dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was ontbonden. Verweerder werd veroordeeld tot betaling aan eiseres van € 116.259,02, vermeerderd met wettelijke rente. Verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 31 maart 2005 het vonnis van de rechtbank vernietigde en eiseres veroordeelde tot betaling aan verweerder van € 116.258,--, vermeerderd met wettelijke rente.

Eiseres heeft cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de klachten in de middelen verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan eiseres opgelegd, begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president en raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 22 december 2006.

Uitspraak

22 december 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/261HR
MK/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. A.M. Baumgarten,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. M.A. Koot.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 3 december 1996 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag van ƒ 256.200,-- ter zake van de door [eiseres] jegens [verweerder] verbeurde contractuele boete, en om alle door [verweerder] geleden en te lijden schade te vergoeden die een gevolg is van de niet-nakoming door [eiseres] van de koopovereenkomst dan wel de ontbinding daarvan door [verweerder], op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[eiseres] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd een verklaring voor recht dat de tussen [eiseres] en [verweerder] gesloten overeenkomst(en) rechtsgeldig is (zijn) ontbonden, [verweerder] te veroordelen aan [eiseres] te betalen een bedrag van ƒ 256.200,-- ter zake van de door [verweerder] jegens [eiseres] verbeurde contractuele boete, [verweerder] te veroordelen om alle door [eiseres], als gevolg van de niet-nakoming dan wel ontbinding van de overeenkomst, geleden en te lijden schade te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
[Verweerder] heeft de vordering in reconventie bestreden.
Bij vonnis van 4 september 2002 heeft de rechtbank, voorzover in cassatie van belang, de vordering in conventie afgewezen en in reconventie voor recht verklaard dat de tussen partijen gesloten koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden, [verweerder] veroordeeld om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 116.259,02, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 1996 en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij tussenarrest van 4 december 2003 heeft het hof [verweerder] toegelaten tot bewijslevering. Bij eindarrest van 31 maart 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd, [eiseres] veroordeeld tot betaling aan [verweerder] van een bedrag van € 116.258,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 december 1996, en het door [verweerder] meer of anders gevorderde en het door [eiseres] gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 december 2006.