ECLI:NL:HR:2006:AZ3952
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens vrees voor niet-nakoming van verplichtingen
In deze zaak hebben de echtelieden, verzoekers tot cassatie, zich gewend tot de rechtbank te Utrecht met het verzoek om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. De rechtbank heeft op 18 april 2006 de voorlopige toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken, maar de echtelieden kregen een termijn om ontbrekende gegevens aan te leveren. Op 18 april 2006 dienden zij een verzoekschrift in, waarna de bewindvoerder op 8 mei 2006 zijn aanvangsverslag indiende. Tijdens de zitting op 9 mei 2006 kreeg de raadsman van de echtelieden de gelegenheid om te reageren op dit verslag. De rechtbank heeft op 12 juni 2006 in twee afzonderlijke vonnissen de definitieve toepassing van de schuldsanering afgewezen. Hierop hebben de echtelieden hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 18 augustus 2006 de eerdere uitspraken bekrachtigde. Tegen dit arrest hebben de echtelieden cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 december 2006 geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof in stand blijven.