ECLI:NL:HR:2006:AZ3678

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/265HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Hoogheemraadschap voor schade door onvoldoende handhaving waterstand

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooien en Vecht voor schade die de eigenaar van een boerderij heeft geleden. De boerderij was afgebroken en opnieuw opgebouwd vanwege verrotting van de houten fundering, die veroorzaakt was door een gedeeltelijke droogstand. De eigenaar, aangeduid als eiser, heeft het Hoogheemraadschap gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en vorderde een schadevergoeding van ƒ 133.670,--, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het Hoogheemraadschap heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank in een eindvonnis van 11 juni 2003 de vordering heeft afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 23 juni 2005 het vonnis heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad heeft eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van het Hoogheemraadschap zijn begroot op € 2.001,34 aan verschotten en € 2.200,-- aan salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2006.

Uitspraak

22 december 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/265HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT,
gevestigd te Hilversum,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E. Gelpke.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 12 januari 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: het Hoogheemraadschap - gedagvaard voor de rechtbank te Amsterdam en gevorderd het Hoogheemraadschap te veroordelen tot betaling van ƒ 133.670,-- met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Het Hoogheemraadschap heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na bij tussenvonnis een comparitie van partijen te hebben gelast, bij eindvonnis van 11 juni 2003 de vordering afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 23 juni 2005 heeft het hof het bestreden vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het Hoogheemraadschap heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor het Hoogheemraadschap toegelicht door haar advocaat, [eiser] heeft haar standpunt niet nader toegelicht.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het Hoogheemraadschap begroot op € 2.001,34 aan verschotten en € 2.200,-- salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 december 2006.