ECLI:NL:HR:2006:AZ2595
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw bij ontstaan van schulden
In deze zaak heeft verzoeker, wonende te [woonplaats], op 28 december 2005 de rechtbank te Breda verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Dit verzoek werd ingediend in het kader van de Faillissementswet, specifiek artikel 288 lid 2, aanhef en onder b. De Belastingdienst Zuidwest/kantoor Roosendaal heeft bezwaar gemaakt tegen de gevraagde toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft op 31 januari 2006 het verzoek afgewezen, waarna verzoeker hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft op 18 april 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat leidde tot een cassatieprocedure door verzoeker.
De Hoge Raad heeft op 22 december 2006 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81 RO, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann. De uitspraak benadrukt het belang van goede trouw bij het ontstaan van schulden in het kader van de schuldsaneringsregeling.