ECLI:NL:HR:2006:AZ1839
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de vaststelling van de waarde van onroerende zaken in bewoonde staat na staking van een onderneming
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De belanghebbende, die tot en met 8 februari 2000 een agrarische onderneming voerde, ontving voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 679.538. Na bezwaar tegen deze aanslag, handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarop de belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 657.113.
De Hoge Raad behandelt de vraag of de belanghebbende een beroep kan doen op de beleidsregel van de Staatssecretaris van Financiën, die de waardering van onroerende zaken in bewoonde staat regelt. De belanghebbende had bij de staking van zijn onderneming de intentie om de onroerende zaak duurzaam te blijven bewonen. De Inspecteur had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op 71,5% van de waarde in vrij opleverbare staat, terwijl de belanghebbende uitging van 55% voor de berekening van de stakingswinst.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende zich kan beroepen op de beleidsregel, ook al had hij eerder een aanbod van de Inspecteur afgewezen. De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond, en bevestigt de uitspraak van het Hof. De proceskosten worden niet toegewezen, en er wordt een griffierecht van € 422 geheven van de Staat.