ECLI:NL:HR:2006:AZ1800

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01644/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een veroordeling wegens medeplegen van moord en uitlokking van poging tot moord

In deze zaak gaat het om een herziening van een eerder vonnis van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de aanvrager, geboren in 1980 en ten tijde van de aanvrage gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Geniepoort' te Alphen aan den Rijn, was veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van moord en uitlokking van poging tot moord. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. L.J. Woltring, advocaat te Hoofddorp, en betreft een arrest van het Hof van 1 maart 2004, nummer 23-000196-03.

De Hoge Raad beoordeelt de aanvrage tot herziening aan de hand van de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager stelt dat hij het feit niet in vereniging maar alleen heeft begaan, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze stelling niet leidt tot een minder zware strafbepaling. De aanvrage wordt in dit opzicht als kennelijk ongegrond beschouwd.

Daarnaast herhaalt de aanvrager zijn ontkenning van betrokkenheid bij het tweede feit, maar de Hoge Raad stelt vast dat deze omstandigheid reeds bekend was bij de rechter die de veroordeling uitsprak. De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af, waarbij het arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 oktober 2006.

Uitspraak

31 oktober 2006
Strafkamer
nr. 01644/06 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2004, nummer 23-000196-03, ingediend door mr. L.J. Woltring, advocaat te Hoofddorp, namens:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, ten tijde van de aanvrage gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep het vonnis van de Rechtbank te Haarlem waarbij de aanvrager is veroordeeld ter zake van 1. "medeplegen van moord" en 2. "uitlokking van poging tot moord", bevestigd behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan. Het Hof heeft de aanvrager veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. Voor zover betrekking hebbend op feit 1, berust de aanvrage op de stelling dat de aanvrager het feit niet in vereniging maar alleen heeft begaan. Het aangevoerde levert niet een omstandigheid op als bedoeld onder 3.1 nu zij met name niet kan leiden tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. De aanvrage is in zoverre kennelijk ongegrond. Voor zover in de aanvrage wordt bedoeld dat het aangevoerde zou moeten leiden tot enige andere straf dan de oplegging van vijftien jaren gevangenisstraf, levert dit evenmin een omstandigheid als bedoeld onder 3.1 op. Onder een minder zware strafbepaling in de zin van art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv moet immers worden verstaan een strafbepaling die een minder zware straf bedreigt. Daaronder wordt niet verstaan de oplegging door de rechter van een minder zware straf.
3.3. De aanvrage voor zover betrekking hebbend op feit 2, komt neer op een herhaling door de aanvrager van de ontkenning van zijn betrokkenheid bij dit feit zoals deze ter terechtzitting van het Hof reeds naar voren is gebracht. Niet kan derhalve worden gezegd dat deze omstandigheid de rechter die de veroordeling uitsprak niet bekend was.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 oktober 2006.