ECLI:NL:HR:2006:AZ1800
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens medeplegen van moord en uitlokking van poging tot moord
In deze zaak gaat het om een herziening van een eerder vonnis van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de aanvrager, geboren in 1980 en ten tijde van de aanvrage gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'De Geniepoort' te Alphen aan den Rijn, was veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van moord en uitlokking van poging tot moord. De aanvrage tot herziening is ingediend door mr. L.J. Woltring, advocaat te Hoofddorp, en betreft een arrest van het Hof van 1 maart 2004, nummer 23-000196-03.
De Hoge Raad beoordeelt de aanvrage tot herziening aan de hand van de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De aanvrager stelt dat hij het feit niet in vereniging maar alleen heeft begaan, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze stelling niet leidt tot een minder zware strafbepaling. De aanvrage wordt in dit opzicht als kennelijk ongegrond beschouwd.
Daarnaast herhaalt de aanvrager zijn ontkenning van betrokkenheid bij het tweede feit, maar de Hoge Raad stelt vast dat deze omstandigheid reeds bekend was bij de rechter die de veroordeling uitsprak. De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af, waarbij het arrest is gewezen door vice-president F.H. Koster en de raadsheren J.P. Balkema en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 31 oktober 2006.