ECLI:NL:HR:2006:AZ1660
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een arrest wegens onjuiste mededeling over detentie van verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was in hoger beroep niet verschenen, omdat de Advocaat-Generaal had medegedeeld dat hij niet gedetineerd was. Echter, uit de stukken die in cassatie zijn overgelegd, blijkt dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep wel degelijk gedetineerd was. Dit leidde tot de conclusie dat de mededeling van de Advocaat-Generaal onjuist was. De Hoge Raad oordeelde dat het van groot belang is dat de verdachte aanwezig kan zijn bij de behandeling van zijn zaak. Daarom werd het bestreden arrest vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw op het bestaande hoger beroep kan worden behandeld.
De zaak begon met een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen een vonnis van de Rechtbank te Roermond. De verdachte had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland en was op dat moment gedetineerd. De dagvaarding voor de terechtzitting van het Hof werd op een bijzondere manier betekend, omdat de verdachte niet bereikbaar was. Tijdens de zitting op 20 april 2005 werd verstek verleend tegen de verdachte, omdat de AG had verklaard dat hij niet gedetineerd was. Dit bleek achteraf onjuist te zijn.
De Hoge Raad benadrukte het belang van de aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak en oordeelde dat de eerdere uitspraak van het Hof niet in stand kon blijven. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling, waarbij de verdachte in zijn tegenwoordigheid gehoord moet worden. Dit arrest onderstreept de rechten van verdachten in het strafproces en de noodzaak voor correcte informatie over hun detentie.