ECLI:NL:HR:2006:AZ1502

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/095HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om inzage in faillissementsdossiers afgewezen door rechter-commissaris

In deze zaak gaat het om een verzoek tot inzage in de niet-openbare gedeelten van faillissementsdossiers van de vennootschappen [A] B.V., [B] B.V. en [C] B.V. De verzoeker, [verzoeker], was bestuurder en aandeelhouder van deze vennootschappen en had een vordering ter verificatie ingediend. De rechter-commissaris heeft het verzoek om inzage afgewezen, waarop de verzoeker hoger beroep heeft ingesteld bij de rechtbank te Maastricht. De rechtbank heeft de beslissing van de rechter-commissaris bekrachtigd, waarna de verzoeker in cassatie is gegaan.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verzoeker niet kan worden aangemerkt als schuldeiser in de zin van artikel 69 van de Faillissementswet. De rechtbank heeft vastgesteld dat alleen de gefailleerde en de schuldeisers recht hebben op inzage in de niet-openbare verslagen van de curator. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoeker verworpen, onder andere omdat het enkele feit dat hij een vordering heeft ingediend niet voldoende is om hem als schuldeiser aan te merken. De Hoge Raad heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd en de verzoeker in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder inzage in faillissementsdossiers kan worden verleend en de rol van de curator en rechter-commissaris in dit proces. De Hoge Raad heeft de belangen van de gefailleerde vennootschappen en de bescherming van vertrouwelijke informatie gewogen tegen de belangen van de verzoeker.

Uitspraak

22 december 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/095HR
RM/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J. van Basten Batenburg,
t e g e n
Mr. B.W.A. MUURMANS Q.Q., in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van [A] B.V., [B] B.V. en [C] B.V.,
kantoorhoudende te Maastricht,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank te Maastricht van 15 december 2004 zijn [A] B.V., [C] B.V. en [B] B.V. in staat van faillissement verklaard, met benoeming van verweerder in cassatie tot curator. Verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - was bestuurder van voormelde vennootschappen en via zijn persoonlijke holding tevens aandeelhouder in [A] B.V.
Bij brief van 27 april 2006 heeft (de raadsvrouwe van) [verzoeker] aan de rechter-commissaris in de genoemde faillissementen verzocht hem inzage te verlenen in de niet-openbare gedeelten van de faillissementsdossiers [A] B.V., [C] B.V. en [B] B.V. De curator heeft zich tegen de verlangde inzage verzet.
De rechter-commissaris heeft bij brief van 17 mei 2006 het verzoek om inzage afgewezen.
Tegen de beslissing van de rechter-commissaris heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij de rechtbank te Maastricht.
Bij beschikking van 11 juli 2006 heeft de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris van 17 mei 2006 bekrachtigd. De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 17 november 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan ervan worden uitgegaan dat de curator bij overeenkomst van 12 januari 2005, na daartoe verkregen toestemming van de rechter-commissaris, de activa in meergemelde vennootschappen heeft verkocht aan Wave International B.V. De koopovereenkomst is het resultaat geweest van een biedingsprocedure.
3.2 [Verzoeker] heeft in zijn beroep tegen de afwijzing door de rechter-commissaris aangevoerd (1) dat hij belang heeft bij bedoelde inzage omdat belangrijke vragen omtrent de juridische gang van zaken betreffende de biedingsprocedure en de daaruit resulterende activa-overname door Wave International B.V. onbeantwoord zijn gebleven,(2) dat hij informatie nodig heeft om te kunnen beoordelen of hij de curator aansprakelijk kan stellen voor eventueel onrechtmatig handelen, en (3) dat hij informatie nodig heeft in verband met de hoger-beroepsprocedure tegen een vonnis van 14 december 2005 van de rechtbank te Maastricht, waarbij hij is veroordeeld om € 45.375,80 aan Wave International B.V. te betalen.
3.3 De rechtbank heeft geoordeeld dat alleen de gefailleerde en de schuldeisers van de gefailleerde (in beginsel) recht hebben op inzage in de niet-openbare verslagen van de curator (rov. 3.1), dat [verzoeker] niet de gefailleerde is (rov. 3.2), dat [verzoeker] geen schuldeiser van de gefailleerde vennootschappen is (rov. 3.3 en 3.4) en dat, zo [verzoeker] wel als schuldeiser van de gefailleerde vennootschappen zou moeten worden aangemerkt, hem het recht op inzage evenmin toekomt (rov. 3.5 en 3.6).
3.4 [Verzoeker] klaagt dat de rechtbank in rov. 3.4 abuis is waar zij heeft geoordeeld dat hij niet kan worden aangemerkt als schuldeiser in het faillissement. Hij heeft op 13 juni 2006 een vordering op [B] B.V. ingediend ter verificatie. De vordering is weliswaar door de curator afgewezen maar er is nog geen renvooiprocedure over de kwestie gevoerd; in elk geval is de vordering thans niet definitief afgewezen, aldus [verzoeker].
3.5 Anders dan de klacht veronderstelt, leidt het enkele feit dat [verzoeker] in het faillissement van [C] B.V. een vordering heeft ingediend waarover nog in een renvooiprocedure moet worden beslist niet ertoe dat hij in een procedure op grond van art. 69 F. als schuldeiser van die vennootschap heeft te gelden. De rechtbank is, teneinde vast te stellen of [verzoeker] schuldeiser was, terecht ingegaan op de door de curator opgeworpen vraag of de stellingen van [verzoeker] konden leiden tot het oordeel dat hij een vordering op [C] B.V. had. Die vraag heeft zij ontkennend beantwoord op de grond dat het enkele feit dat [verzoeker], zoals hij had aangevoerd, voor de failliete vennootschappen de verschuldigde vergoedingen voor het gebruik van patenten heeft betaald, onvoldoende is om te kunnen concluderen dat hij "op grond van subrogatie of enige andere rechtsgrond het crediteurschap van de failliete vennootschappen heeft verworven." Het middel klaagt mede dat deze ontkennende beantwoording alle motivering mist, maar voert daartoe niet meer of anders aan dan de hiervoor als onjuist aangemerkte veronderstelling en faalt dus ook in zoverre.
3.6 Het middel klaagt voorts dat de rechtbank zonder motivering is voorbijgegaan aan de stelling dat [verzoeker] ook als bestuurder van de gefailleerde vennootschappen behoort tot degenen die een verzoekschrift als bedoeld in art. 69 kunnen indienen. De rechtbank heeft, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat [verzoeker] niet de gefailleerde is. Hierin ligt besloten het oordeel dat het verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] in privé en niet mede door de gefailleerde vennootschappen, vertegenwoordigd door hun bestuurder [verzoeker]. Op laatstvermeld oordeel, dat berust op de aan de rechtbank voorbehouden, niet onbegrijpelijke uitleg van de gedingstukken, stuit deze tweede klacht af.
3.7 De overige in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 341,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, E.J. Numann en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 december 2006.