ECLI:NL:HR:2006:AZ1489
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in een strafzaak en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een toevoeging
In deze zaak gaat het om beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in het kader van een strafzaak. De cliënt, die vrijgesproken is, heeft de advocaat gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem. De cliënt vorderde een schadevergoeding van € 14.957,04, vermeerderd met wettelijke rente, omdat de advocaat niet tijdig de toevoeging aan de Raad voor de Rechtsbijstand had teruggestuurd. Hierdoor werd het verzoek tot vergoeding van advocaatkosten op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering afgewezen. De rechtbank heeft de vordering van de cliënt in een tussenvonnis van 14 april 2004 afgewezen, waarna de cliënt hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft op 21 juni 2005 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van de cliënt alsnog toegewezen. De advocaat heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de advocaat veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 521,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.