ECLI:NL:HR:2006:AZ1230
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.J.J. van Maanen
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van beroep in cassatie inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen een uitspraak van de Rechtbank te Leeuwarden van 1 september 2005, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003. De Inspecteur had de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslag ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de Rechtbank. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad oordeelt dat het beroepschrift in cassatie moet worden aangemerkt als een geldig beroepschrift, maar dat voor het instellen van beroep in cassatie tegen een uitspraak van de rechtbank, de schriftelijke instemming van de Minister van Financiën vereist is, zoals bepaald in artikel 28, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. In dit geval ontbrak deze instemming aanvankelijk, maar de Staatssecretaris van Financiën heeft in zijn verweerschrift alsnog verklaard in te stemmen met het beroep in cassatie.
De Hoge Raad concludeert dat, ondanks het eerdere verzuim, er geen reden is om het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De klachten van belanghebbende worden vervolgens beoordeeld, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaart het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 3 november 2006.