ECLI:NL:HR:2006:AZ1114
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Alimentatiegeschil tussen voormalige echtelieden na echtscheiding
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over alimentatie na hun echtscheiding. De vrouw heeft op 15 september 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Utrecht, waarin zij verzocht om echtscheiding en om de man te veroordelen tot betaling van € 1.000,-- per maand als bijdrage in haar levensonderhoud. De man heeft in zijn reactie op het echtscheidingsverzoek geconcludeerd tot referte, maar heeft de aanvraag voor partneralimentatie bestreden. De rechtbank heeft op 6 april 2005 de echtscheiding uitgesproken en de alimentatie vastgesteld op € 50,-- per maand, te betalen bij vooruitbetaling.
De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waarin hij verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, of in ieder geval de alimentatie op nihil te stellen, met het argument dat hij geen draagkracht had voor enige onderhoudsbijdrage. Op 12 januari 2006 heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met verbetering van gronden. De man heeft hiertegen cassatie ingesteld, maar de vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft op 22 december 2006 uitspraak gedaan in deze zaak. De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.