ECLI:NL:HR:2006:AZ1108

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/033HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van pensioenrechten bij scheiding tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van de huwelijksgemeenschap, specifiek met betrekking tot de aanspraak van de vrouw op de pensioenrechten die de man tijdens het huwelijk heeft opgebouwd. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in eerste instantie een verzoek ingediend bij de rechtbank te 's-Gravenhage om de alimentatie die de man aan haar zou moeten betalen, vast te stellen op nihil. De man, verweerder in cassatie, heeft dit verzoek bestreden en heeft zelf verzocht om de alimentatieverplichting te beëindigen.

De vrouw heeft echter ook zelfstandig verzocht om te verklaren dat zij recht heeft op een deel van het pensioen van de man dat bij het ABP is opgebouwd. Daarnaast heeft zij subsidiair verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 531,61 bruto per maand voor de duur van 25 jaar. De rechtbank heeft op 2 november 2004 de alimentatieverplichting van de man beëindigd en het verzoek van de vrouw afgewezen.

Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 14 december 2005 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de vrouw verworpen. Deze beschikking is gegeven door de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, en is in het openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 22 december 2006.

Uitspraak

22 december 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R06/033HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E.F.A. Linssen-van Rossum,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 15 april 2004 ter griffie van de rechtbank te 's-Gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - verder te noemen: de man - zich gewend tot die rechtbank en verzocht - met wijziging van het vonnis van die rechtbank van 17 juni 1981 - de aan verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de vrouw - te betalen alimentatie ten laste van de man, met ingang van 15 april 2004 vast te stellen op nihil, althans op een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren met vaststelling van een termijn gedurende welke de alimentatieverplichting voortduurt, met de bepaling dat de termijn na ommekomst niet kan worden verlengd.
De vrouw heeft het verzoek bestreden en harerzijds zelfstandig verzocht:
- primair voor recht te verklaren dat de vrouw aanspraak c.q. recht heeft op (een deel van) het pensioen van de man dat bij het ABP is opgebouwd;
- subsidiair te bepalen dat de man voor de duur van 25 jaar aan de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud van € 531,61 bruto per maand is verschuldigd, althans een beslissing te geven als de rechtbank redelijk en passend acht.
De man heeft het verzoek van de vrouw bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 2 november 2004 de verplichting van de man tot betaling van een uitkering tot levensonderhoud aan de vrouw met ingang van 15 april 2004 beëindigd en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 14 december 2005 heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en het aanvullend verzoekschrift zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van de vrouw heeft bij brief van 10 november 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren O. de Savornin Lohman, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 22 december 2006.