ECLI:NL:HR:2006:AZ1082

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/213HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen oud-partners in een advocatenmaatschap over de afwikkeling van hun beëindigde samenwerking

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee oud-partners in een advocatenmaatschap over de afwikkeling van hun beëindigde samenwerking. Eiser, die in cassatie gaat, heeft verweerster gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage. Hij vorderde primair een betaling van ƒ 122.500,--, vermeerderd met wettelijke rente, en daarnaast een verklaring voor recht dat hij de gedeeltelijke buitengerechtelijke ontbinding van de oorspronkelijke overeenkomst correct heeft ingeroepen. Subsidiair vorderde hij de ontbinding van een op 9 oktober 2000 gesloten overeenkomst wegens niet-nakoming door verweerster, met een veroordeling tot betaling van de afkoopsom van ƒ 122.500,--. Verweerster heeft de vordering bestreden.

De rechtbank heeft op 24 april 2001 een comparitie van partijen gelast en heeft op 12 juni 2002 de vorderingen van eiser afgewezen, waarbij hij in de kosten van de procedure werd veroordeeld. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 30 november 2004 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd en eiser in de kosten van het hoger beroep heeft veroordeeld. Eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerster begroot op nihil. De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

1 december 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/213HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. T.F.E. Tjong Tjin Tai,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 17 november 2000 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd, na wijziging van eis, primair [verweerster] te veroordelen om aan hem te betalen een bedrag van ƒ 122.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente. [Eiser] heeft voorts aanvullend een verklaring voor recht gevorderd dat hij correct de gedeeltelijke buitengerechtelijke ontbinding van het door hem prijsgegeven deel van de oorspronkelijke overeenkomst tussen partijen heeft ingeroepen. Subsidiair heeft hij de ontbinding gevorderd van de volgens hem op 9 oktober 2000 gesloten overeenkomst wegens niet-nakoming door [verweerster], met veroordeling van [verweerster] tot betaling aan hem van de oorspronkelijk overeengekomen afkoopsom van ƒ 122.500,--.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 24 april 2001 een comparitie van partijen gelast. Bij eindvonnis van 12 juni 2002 heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [eiser] in de kosten van de procedure veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 30 november 2004 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en [eiser] in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, P.C. Kop, A. Hammerstein en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 december 2006.