ECLI:NL:HR:2006:AZ1080
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Uitleg financieringsvoorbehoud als ontbindende voorwaarde in koopovereenkomst tussen verkoper en koper van een cafébedrijf
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verkoper en een koper van een cafébedrijf over de uitleg van het financieringsvoorbehoud in hun koopovereenkomst. De eiseres, wonende in Spanje, heeft de verweerder en een derde partij gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam, waarbij zij een vordering heeft ingesteld tot betaling van een bedrag van ƒ 80.000,--, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De verweerder heeft de vordering bestreden en in reconventie vorderingen ingesteld, waaronder de opheffing van een conservatoir beslag dat door de eiseres was gelegd op een pand. De rechtbank heeft in een tussenvonnis een comparitie van partijen gelast, die op 4 juni 1999 heeft plaatsgevonden. Bij eindvonnis van 11 januari 2001 heeft de rechtbank de vordering van de eiseres jegens de verweerder toegewezen, maar de vordering jegens de derde partij afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van de verweerder afgewezen.
De verweerder heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar hij een vordering tot zekerheidsstelling heeft ingesteld. Het hof heeft in een arrest van 15 februari 2002 de vordering van de verweerder afgewezen. In een tussenarrest van 5 september 2003 heeft het hof de verweerder toegelaten te bewijzen dat het financieringsvoorbehoud in de koopovereenkomst betrekking had op een aan te vragen financiering van ongeveer ƒ 550.000,-- tot ƒ 600.000,--. Na getuigenverhoor heeft het hof op 12 april 2005 het eindvonnis van de rechtbank vernietigd en de vordering van de eiseres afgewezen. In reconventie heeft het hof de eiseres veroordeeld tot opheffing van het conservatoire beslag.
Tegen het arrest van het hof heeft de eiseres beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.