ECLI:NL:HR:2006:AZ0757

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/254HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsgeschil over dekking onder arbeidsongeschiktheidsverzekering en uitleg van polisvoorwaarden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiseres, een verzekerde, en verweerster, N.V. Interpolis Schade, over de dekking onder een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Eiseres heeft op 26 september 2001 verweerster gedagvaard voor de rechtbank te Breda, waarbij zij vorderde dat Interpolis haar polisdekking zou geven ter zake van de AO-polis rubriek B, voor een percentage van tenminste 35-45%. Interpolis heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank bij tussenvonnis van 12 november 2002 een comparitie van partijen heeft gelast. Interpolis heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 17 mei 2005 het vonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de vordering van eiseres heeft afgewezen.

Eiseres heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaten van beide partijen de zaak hebben toegelicht. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman was om het beroep te verwerpen. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen en eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

17 november 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/254HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 26 september 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: Interpolis - gedagvaard voor de rechtbank te Breda en, na wijziging van eis, gevorderd Interpolis te veroordelen om aan [eiseres] polisdekking te geven ter zake van de AO-polis rubriek B en wel voor een percentage van tenminste 35-45% dan wel die beslissing te geven die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
Interpolis heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 12 november 2002 een comparitie van partijen gelast.
Tegen dit vonnis heeft Interpolis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 17 mei 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vordering van [eiseres] afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Interpolis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Interpolis mede door mr. F.M. Ruitenbeek-Bart, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interpolis begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 november 2006.