ECLI:NL:HR:2006:AZ0737
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis inzake afpersing door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Rechtbank te Dordrecht, dat op 14 april 2005 was uitgesproken. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. H.J. Ruysendaal, was eerder veroordeeld tot 36 maanden gevangenisstraf voor afpersing, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op het feit dat een medeverdachte, [betrokkene 1], in hoger beroep door het Gerechtshof te 's-Gravenhage op 13 oktober 2005 was vrijgesproken van dezelfde afpersing. De aanvrager stelde dat deze vrijspraak een reden voor herziening zou moeten zijn.
De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de aanvrager geen hoger beroep had ingesteld tegen het oorspronkelijke vonnis en dat hij had berust in de opgelegde straf. Volgens artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering biedt dit geen mogelijkheid tot herziening. De Hoge Raad heeft verder vastgesteld dat er geen sprake was van tegenstrijdige bewezenverklaringen in verschillende arresten, zoals vereist voor herziening. Ook was er geen andere omstandigheid die de herziening kon rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de eerdere veroordeling van de aanvrager in stand bleef. Dit arrest is uitgesproken door vice-president F.H. Koster en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van waarnemend griffier J.D.M. Hart.