ECLI:NL:HR:2006:AZ0688

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03451/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek door ontbreken pleitnotities in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor 'medeplegen van gijzeling' en had een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd gekregen, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. S.M. Krans. De advocaat stelde dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig was, omdat de pleitnotities die door de raadsman waren overgelegd niet bij de stukken van het geding waren gevoegd. Dit gebrek maakte het onmogelijk om na te gaan of er meer verweren waren gevoerd dan in het bestreden arrest waren genoemd.

De Hoge Raad oordeelde dat het ontbreken van de pleitnotities een ernstige schending van de procesorde vormde. Dit verzuim was zo ingrijpend dat het niet hersteld kon worden, wat leidde tot de conclusie dat het onderzoek en de daaropvolgende uitspraak nietig waren. De Advocaat-Generaal Vellinga had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, wat de Hoge Raad uiteindelijk heeft gedaan. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling op basis van het bestaande hoger beroep.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een behoorlijke procesorde en de noodzaak om alle relevante stukken, zoals pleitnotities, correct te archiveren en te overleggen in hoger beroep. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

Uitspraak

5 december 2006
Strafkamer
nr. 03451/05
km/AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 juni 2005, nummer 23/000251-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Amsterdam van 19 oktober 2004 - de verdachte ter zake van "medeplegen van gijzeling" veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.M. Krans, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Hof, dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 mei 2005 nietig is aangezien de door de raadsman bij die gelegenheid aan het Hof overgelegde pleitnotities zich niet bij de stukken van het geding bevinden.
3.2. Blijkens het proces-verbaal van voormelde terechtzitting hebben de verdachte en de raadsman van de verdachte, mr. S.M. Krans, het woord tot verdediging gevoerd. Dit proces-verbaal houdt daaromtrent in:
"De verdachte en de raadsman voeren het woord tot verdediging, laatstgenoemde aan de hand van zijn pleitnotities, die na afloop bij de stukken zijn gevoegd. De raadsman voert daarbij een verweer als weergegeven in het arrest."
3.3. De in dit proces-verbaal vermelde pleitnotities ontbreken bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken, zodat niet valt na te gaan of er ter terechtzitting meer verweren zijn gevoerd dan het in het bestreden arrest genoemde dan wel of aldaar uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren zijn gebracht.
3.4. Dit verzuim strijdt zozeer met een behoorlijke procesorde dat het, nu het op grond van de door de Advocaat-Generaal ingewonnen informatie geacht moet worden onherstelbaar te zijn, nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak meebrengt.
3.5. Het middel is gegrond.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en A.J.A. van Dorst, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 5 december 2006.