Uitspraak
15 december 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/303HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 28 november 2000 verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - gedagvaard voor de rechtbank te Utrecht. Na wijziging van eis heeft [eiseres] gevorderd te verklaren voor recht dat [verweerder] c.s. de contractuele boete, zijnde drie pro mille (van de koopsom) per dag aan [eiseres] dienen te betalen ingaande 10 november 2000, alsmede [verweerder] c.s. te veroordelen tot betaling aan [eiseres], van een bedrag van ƒ 34.769,74 ter zake van schadevergoeding.
[Verweerder] c.s. hebben de vordering bestreden en in reconventie gevorderd [eiseres] te veroordelen tot herstel zoals beschreven in het rapport van [A] B.V. van 29 mei 2001 op straffe van een dwangsom, dan wel subsidiair, [eiseres] te veroordelen tot betaling van een geldbedrag met betrekking tot het herstel van de schade, nader op te maken bij staat. [Verweerder] c.s. hebben voorts gevorderd [eiseres] te veroordelen tot betaling van de contractuele boete ad 3 pro mille van de koopprijs, ingaande 1 november 2000, althans 17 danwel 25 november 2000 tot de dag dat het herstel daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Daarnaast hebben [verweerder] c.s. gevorderd [eiseres] te veroordelen tot het door of namens haar herstellen van, althans verrichten van verschillende werkzaamheden aan de woning.
[Eiseres] heeft de vorderingen in reconventie bestreden. De vordering in conventie speelt in cassatie geen rol meer.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 10 juli 2002 partijen tot bewijs toegelaten. Na getuigenverhoren heeft de rechtbank bij eindvonnis van 25 februari 2004, in conventie en in reconventie, de vorderingen afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de rechtbank hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 7 juli 2005 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 10 juli 2002, voorzover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigd en het vonnis van 25 februari 2004, voorzover aan zijn oordeel onderworpen en voorzover daarbij de vordering van [verweerder] c.s. tot vergoeding van schade als gevolg van het ondeugdelijke stucwerk is afgewezen en zij in de kosten van het geding in reconventie zijn veroordeeld, vernietigd. In zoverre opnieuw rechtdoende heeft het hof [eiseres] veroordeeld aan [verweerder] c.s. een schadevergoeding te betalen ter zake van het herstel van het ten processe bedoelde stucwerk, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2000, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Het hof heeft verder het vonnis van 25 februari 2004, voorzover daarbij de vordering van [verweerder] c.s. ter zake van de isolatie is afgewezen, bekrachtigd en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg in reconventie, alsmede in de kosten van het geding in hoger beroep.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 362,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 15 december 2006.