ECLI:NL:HR:2006:AZ0425
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over loonvordering en arbeidsovereenkomst na eerdere feitelijke vaststelling
In deze zaak heeft eiser tot cassatie, [eiser], op 28 maart 2000 verweerster in cassatie, UNINETWORK CONSULTANCY B.V. (hierna: UNC), gedagvaard voor de kantonrechter te Alphen aan den Rijn. Hij vorderde dat het aan hem gegeven ontslag nietig zou worden verklaard en dat UNC zou worden veroordeeld tot betaling van loon en andere vorderingen. UNC heeft de vordering bestreden. Na een tussenvonnis van 21 november 2000 heeft de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, bij een tweede tussenvonnis van 1 mei 2001 partijen tot bewijs toegelaten. Na getuigenverhoren heeft de kantonrechter op 24 juni 2003 de vorderingen van [eiser] afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 29 juli 2005 het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. UNC is niet verschenen in de cassatieprocedure, waarop verstek is verleend. De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat, mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op deze uitspraak aan de zijde van UNC begroot op nihil. De Hoge Raad oordeelt dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).