ECLI:NL:HR:2006:AZ0423
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en onrechtmatige overdracht van onderneming
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ontvanger van de Belastingdienst en de bestuurder van een vennootschap. De ontvanger heeft de bestuurder gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage, waarbij hij vorderde dat de bestuurder zou worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 93.193,--, vermeerderd met invorderingsrente. De vordering was gebaseerd op artikel 34 lid 1 van de Invorderingswet. De rechtbank heeft de bestuurder bij vonnis van 18 maart 1998 veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, wat door de bestuurder werd bestreden. In hoger beroep heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage het vonnis van de rechtbank bekrachtigd op 17 februari 2005. Hierna heeft de bestuurder cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de bestuurder in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die zijn begroot op € 1.341,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 10 november 2006 en openbaar uitgesproken door raadsheer W.D.H. Asser.