ECLI:NL:HR:2006:AZ0278

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03387/05
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring van poging tot doodslag door het Hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot vier jaren en elf maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag. De zaak betreft een steekpartij die plaatsvond op 4 november 2002, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstig gewond raakte. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd, had aangevoerd dat hij omstreeks 3 uur samen met zijn vriendin was gaan slapen, wat door het Hof als kennelijk leugenachtig werd bestempeld. Het Hof baseerde zijn oordeel op de verklaring van de vriendin van de verdachte, die niet uitsloot dat zij op een later tijdstip samen in bed waren gaan liggen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk was, aangezien de verklaring van de vriendin niet in strijd was met die van de verdachte. Dit leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak en de terugverwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet naar behoren met redenen was omkleed, en dat de verklaringen van de verdachte en zijn vriendin niet voldoende waren gewogen. De zaak zal nu opnieuw worden berecht, waarbij het Gerechtshof de gelegenheid krijgt om de zaak opnieuw te beoordelen en af te doen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijswaardering en de noodzaak om verklaringen van betrokkenen in hun onderlinge samenhang te bezien.

Uitspraak

12 december 2006
Strafkamer
nr. 03387/05
DV/CAW
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Leeuwarden, van 13 september 2005, nummer 24/000987-04, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, thans gedetineerd te P.I. "Almere-Binnen" te Almere.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te Haarlem van 16 mei 2003 - de verdachte ter zake van "poging tot doodslag" veroordeeld tot vier jaren en elf maanden gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof ten onrechte tot een bewezenverklaring is gekomen.
3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
"hij op 04 november 2002 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met een scherp voorwerp, in de hals en buik, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid"
3.3.1. De bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
(i) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Op zondagavond 3 november 2002 ging ik naar het café [A] gelegen aan de [a-straat] in [plaats A]. In het café was ook de mij bekende [verdachte] aanwezig. Ik heb al sinds langere tijd ruzie met [verdachte]. Het ging om geld dat ik hem schuldig was. Nu zocht [verdachte] weer ruzie met mij. Uiteindelijk verliet hij het café en riep nog naar mij: "Ik maak je af". Hierna ben ik nog naar discotheek [B] geweest. Vervolgens stond ik op 4 november 2002 weer voor [A] en zag ik dat een Peugeot met hoge snelheid in mijn richting kwam rijden. Ik zag dat het passagiersportier openging en dat [verdachte] uitstapte. Hij liep direct op mij af en sloeg mij in mijn nek en buik. Althans dat dacht ik. [Verdachte] sloeg mij geloof ik met zijn rechterhand. Achteraf kan ik mij herinneren dat ik iets blauws in een van zijn handen heb zien glinsteren. Ik boog voorover na de eerste slagen en deed van de pijn mijn handen tegen mijn buik. Toen ik mijn handen wegtrok van mijn buik, zag ik dat mijn handen onder het bloed zaten. [Verdachte] is weggereden. Ik keek naar mijn buik en zag dat mijn darmen naar buiten kwamen. Ik heb toen 112 gebeld met mijn mobiele telefoon. Ik dacht dat ik dood zou gaan."
(ii) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Op 4 november 2002 kwam ik omstreeks 01:00 uur bij discotheek [B] aan. In [B] heb ik met [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]) gesproken. Ik denk dat dat gesprek tussen 02:00 uur en 03:00 uur moet hebben plaatsgevonden. Ik heb [B] om ongeveer 04:00 uur verlaten. Ik ben door kennissen afgezet bij [A]."
(iii) een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren I.J. Walman en R.J. Celie, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Op 4 november 2002, omstreeks 04:35 uur, werd door de meldkamer van de politieregio Kennemerland een melding uitgegeven aan surveillerende collega's om te gaan naar hotel [C] aan de [b-straat] te [plaats A], alwaar zich een slachtoffer van een steekpartij zou bevinden. Ter plaatse troffen wij een man aan. Hij had een bloedende wond aan de linkerzijde van zijn keel. De man gaf op te zijn genaamd: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats]."
(iv) een schriftelijk stuk, te weten een medische verklaring, opgemaakt door J.H. Nederhoed, arts-assistent chirurgie, voor zover inhoudende:
"Medische informatie betreffende: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] die op 4 november 2002 betrokken is geweest bij een steekpartij.
Omschrijving van het letsel: Steekwonden links in flank en de nek. Daarbij ook een verwonding van de dikke darm, waarvoor een operatie nodig was met verwijdering van een stukje darm. Er was sprake van ernstig uitwendig bloedverlies."
(v) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik heb al een paar jaar narigheid met [slachtoffer]. Het gaat om een geldbedrag dat hij mij schuldig is. Hier ging de ruzie op 3 november 2002 in [A] ook over. Ik zat daar met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] aan de bar. Toen we ruzie kregen, ben ik de bar uitgezet. Ik ben vervolgens met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in de auto gestapt. [Betrokkene 2] bestuurde de auto. Hij rijdt normaal in een Peugeot. [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben mij naar huis gebracht. Ik werd voor mijn deur afgezet. Ik denk dat ik omstreeks 03:00 uur samen met mijn vriendin ben gaan slapen."
(vi) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
"Ik weet inmiddels dat de echte naam van [slachtoffer] [slachtoffer] is."
(vii) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"Op 3 november 2002 kwam [verdachte] omstreeks 01.45 à 02.00 uur thuis. Ik ben later gaan slapen. U vraagt mij hoe laat [verdachte] bij mij kwam liggen. Ik weet dat niet. Ik heb niet op de wekker gekeken."
(viii) een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren J.J. Wollaars en A.R. Buruma, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"Security KPN te Groningen heeft inlichtingen, een printlijst, verschaft van inkomend en uitgaand gegevensverkeer dat heeft plaatsgevonden in de periode van 3 november 2002 tot en met heden (5 november 2002). Betreft het mobiele telefoonnummer [06-nummer] van verdachte [verdachte]. Uit deze gegevens blijkt dat verdachte [verdachte] tussen 02:05 uur en 03:54 uur, dezelfde nacht, tien maal telefonisch contact heeft gehad met het mobiele telefoonnummer [06-nummer]. Dit telefoonnummer is van [betrokkene 1]. Tevens heeft verdachte [verdachte] te 05:04 uur en 05:21 uur telefonisch contact gehad met een vast telefoonnummer [telefoonnummer] van jongerencentrum [D] te [plaats A]. Op de printlijst is onder de kop "Type" af te lezen of het gevoerde gesprek uitgaand (1) of inkomend (2) is. Tevens is onder de kop "Start Date" af te lezen op welke datum het gesprek is gevoerd en onder de kop "Start Time" is af te lezen op welk tijdstip het gesprek gestart is."
(ix) een schriftelijk stuk, te weten een printlijst met mobiele telefoongegevens van nummer [06-nummer],voor zover inhoudende:
"Type MSISDN Other party number Start Date Start Time
2 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 02:05:52
2 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 02:11:46
2 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 02:39:21
1 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 02:48:31
1 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 02:58:16
2 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 03:01:39
1 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 03:20:15
1 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 03:26:40
1 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 03:29:42
1 [06-nummer] [06-nummer] 2002-11-04 03:54:48
2 [06-nummer] [telefoonnummer] 2002-11-04 05:04:08
1 [06-nummer] [telefoonnummer] 2002-11-04 05:21:37"
(x) een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik was op 3 november 2002 in de [A] te [plaats A]. [verdachte] was daar ook aanwezig.
Ik ben op 4 november 2002 naar [B] gegaan. Ik was omstreeks 02:00 uur in [B] aanwezig. Vervolgens ben ik naar [D] aan de [a-straat] te [plaats A] gegaan.
Ik heb in de nacht van 3 november 2002 op 4 november 2002 telefonisch contact gehad met [verdachte].
Ik heb een aantal keren met [verdachte] gesproken.
Ik bevond mij toen in [B]. Ik heb [verdachte] tevens vanuit [D] gebeld. Ik kan mij niet herinneren dat ik mijn telefoon aan iemand anders heb uitgeleend."
(xi) de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de Rechtbank te Haarlem van 14 mei 2003, voor zover inhoudende:
"Ik was mijn telefoon op 3 november 2002 al kwijt en ik heb hiermee niet kunnen bellen. Mijn telefoon ben ik een week voor het gebeurde kwijtgeraakt."
3.3.2. Ter nadere motivering van de bewezenverklaring heeft het Hof nog het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
De verdachte heeft ontkend het ten laste gelegde feit te hebben begaan. Ter staving daarvan heeft hij verklaard, dat hij op 3 november 2002 thuis omstreeks 03.00 samen met zijn vriendin is gaan slapen. Het hof acht deze verklaring kennelijk leugenachtig en afgelegd om de waarheid te bemantelen dat hij wel degelijk in de gelegenheid is geweest het ten laste gelegde feit te plegen. Het hof bezigt zijn verklaring in zoverre alleen in verband met die leugenachtigheid. De verklaring is in strijd met de verklaring van verdachtes partner, zoals opgenomen onder 7. Zij verklaart immers, dat verdachte niet samen met haar is gaan slapen, maar later bij haar in bed is komen liggen. De verklaring is ook in strijd met de onder 8 tot met 10 opgenomen bewijsmiddelen, inhoudende dat [betrokkene 1] en verdachte over en weer telefonisch contact hebben gehad gedurende de periode, waarvan verdachte aangeeft te hebben geslapen.
Het hof beschouwt eveneens de verklaring van de verdachte zoals opgenomen onder 11 leugenachtig en bezigt deze verklaring alleen in zoverre voor het bewijs. Deze verklaring is eveneens in strijd met de onder 10 opgenomen verklaring van [betrokkene 1].
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd, dat het zo geweest kan zijn dat alleen de voicemail van het toestel van verdachte door [betrokkene 1] is ingesproken, zoals op de terechtzitting in eerste aanleg door deze als getuige is gesuggereerd, moet dit worden verworpen, nu het contact tussen de telefoons van [betrokkene 1] en verdachte blijkens de onder 9 opgenomen printlijsten van beide kanten is gelegd.
In het licht van het voorgaande ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, die verdachte als de dader heeft herkend."
3.4. Uit het voorgaande volgt dat de steekpartij, waarvan de verdachte wordt verdacht, op 4 november 2002 omstreeks 4.35 uur heeft plaatsgevonden. Ter betwisting van zijn betrokkenheid daarbij heeft de verdachte aangevoerd dat hij reeds omstreeks 3.00 uur samen met zijn vriendin is gaan slapen. Die verklaring - hiervoor weergegeven onder 3.3.1. sub (v) - heeft het Hof als kennelijk leugenachtig bestempeld.
3.5. Het Hof heeft zijn oordeel dat de hiervoor bedoelde verklaring van de verdachte kennelijk leugenachtig is, gegrond op de door verdachtes vriendin afgelegde verklaring weergegeven onder 3.3.1 sub (vii). Dat oordeel is niet begrijpelijk. Die verklaring is immers niet zonder meer in strijd met haar verklaring, nu haar verklaring niet uitsluit dat zij op enig tijdstip na 2.00 uur samen zijn gaan slapen.
3.6. Gelet op het vorenstaande is de bewezenverklaring dan ook niet naar behoren met redenen omkleed. Het middel is in zoverre terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier D.N.I. Gjaltema, en uitgesproken op 12 december 2006.