ECLI:NL:HR:2006:AZ0278
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de bewezenverklaring van poging tot doodslag door het Hof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder door het Hof veroordeeld tot vier jaren en elf maanden gevangenisstraf voor poging tot doodslag. De zaak betreft een steekpartij die plaatsvond op 4 november 2002, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstig gewond raakte. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd, had aangevoerd dat hij omstreeks 3 uur samen met zijn vriendin was gaan slapen, wat door het Hof als kennelijk leugenachtig werd bestempeld. Het Hof baseerde zijn oordeel op de verklaring van de vriendin van de verdachte, die niet uitsloot dat zij op een later tijdstip samen in bed waren gaan liggen. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk was, aangezien de verklaring van de vriendin niet in strijd was met die van de verdachte. Dit leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak en de terugverwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet naar behoren met redenen was omkleed, en dat de verklaringen van de verdachte en zijn vriendin niet voldoende waren gewogen. De zaak zal nu opnieuw worden berecht, waarbij het Gerechtshof de gelegenheid krijgt om de zaak opnieuw te beoordelen en af te doen. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijswaardering en de noodzaak om verklaringen van betrokkenen in hun onderlinge samenhang te bezien.