ECLI:NL:HR:2006:AZ0265
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van een veroordeling wegens seksueel misbruik met terugwijzing naar het Gerechtshof
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, een vader, was eerder door de Rechtbank te Middelburg veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn dochter. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof in strijd met artikel 359, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering had nagelaten om de redenen op te geven waarom het was afgeweken van het uitdrukkelijk onderbouwde standpunt van de verdediging, dat de verklaringen van de aangeefster onbetrouwbaar waren. Dit verzuim leidde tot nietigheid van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht.
De zaak betreft een complexe beschuldiging van seksueel misbruik, waarbij de aangeefster, de dochter van de verdachte, verklaarde dat zij jarenlang door haar vader was misbruikt. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent en onbetrouwbaar waren. De Rechtbank had de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar aangemerkt, maar de Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd waarom het van deze beoordeling was afgeweken. Dit leidde tot de conclusie dat de zaak opnieuw moet worden beoordeeld door het Gerechtshof, waarbij de argumenten van de verdediging opnieuw in overweging moeten worden genomen.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van zorgvuldige motivering door de rechterlijke instanties, vooral in zaken die zo ingrijpend zijn als beschuldigingen van seksueel misbruik. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar de zaak opnieuw op basis van het bestaande hoger beroep zal worden behandeld.