ECLI:NL:HR:2006:AZ0250
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een veroordeling wegens poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2006 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag van een veroordeling tot vier jaar gevangenisstraf wegens poging tot medeplegen van zware mishandeling. De aanvrager, die in de Penitentiaire Inrichting te Zwolle verbleef, had eerder geen aangifte durven doen van de mishandeling die hij op 26 mei 2004 had ondergaan. Het slachtoffer, aangeduid als X, had verklaard dat hij was mishandeld door de aanvrager en een mededader, maar had uit angst voor represailles geen aangifte gedaan. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op een nieuwe verklaring van het slachtoffer, waarin hij stelde dat de aanvrager niet degene was die hem had neergestoken.
De Hoge Raad overwoog dat de verklaring van het slachtoffer, hoewel afwijkend van zijn eerdere verklaringen, niet voldoende was om het ernstig vermoeden te wekken dat het onderzoek anders zou zijn verlopen indien deze verklaring eerder bekend was geweest. De Hoge Raad concludeerde dat de redenen waarom het slachtoffer destijds geen aangifte had gedaan, namelijk zijn eigen betrokkenheid bij een ripdeal, nog steeds relevant waren. De verklaring van het slachtoffer werd in het licht van de eerdere bewijsmotivering niet als voldoende betrouwbaar beschouwd om de veroordeling te herzien.
De Hoge Raad wees de herzieningsaanvraag af, waarbij werd benadrukt dat de eerdere verklaringen van getuigen en de omstandigheden van de zaak voldoende basis boden voor de oorspronkelijke veroordeling. De uitspraak bevestigde de kracht van de eerdere bewijsvoering en de consistentie van de verklaringen van de getuigen, ondanks de betwisting van de betrouwbaarheid door de verdediging.