ECLI:NL:HR:2006:AZ0227
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over motivering strafoplegging en toepassing van § 57 StGB in WOTS-zaak
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van de Rechtbank te Roermond, waarbij verlof tot tenuitvoerlegging van een Duitse gevangenisstraf werd verleend. De veroordeelde, geboren in 1965, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Roermond' en had een gevangenisstraf van acht jaren en zes maanden opgelegd gekregen door het Landsgericht Düsseldorf. De Rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van deze beslissing in Nederland toegestaan en een gevangenisstraf van vijf jaar en zes maanden opgelegd, waarbij de tijd die de veroordeelde in Duitsland in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht.
De Hoge Raad behandelt de klachten van de veroordeelde over de motivering van de strafoplegging. De veroordeelde stelde dat de Rechtbank had moeten onderzoeken of hij op basis van § 57 StGB na de helft van zijn straf in vrijheid gesteld had kunnen worden. De Hoge Raad verwerpt deze klachten en verwijst naar de conclusie van de Advocaat-Generaal, die stelt dat het onderzoek dat de rechter moet instellen niet altijd kan resulteren in een exact antwoord. De duur van de detentie in het buitenland is vaak afhankelijk van omstandigheden die pas later bekend worden.
De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank voldoende rekening heeft gehouden met de informatie van de Duitse autoriteiten bij het bepalen van de op te leggen straf. De beslissing om geen rekening te houden met de mogelijkheid van toepassing van § 57 lid 2 StGB is niet onbegrijpelijk, aangezien deze toepassing afhankelijk is van de specifieke omstandigheden van het geval en het gedrag van de veroordeelde. De Hoge Raad concludeert dat het beroep niet kan leiden tot cassatie en verwerpt het.