ECLI:NL:HR:2006:AY9985
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Winstneming en goed koopmansgebruik bij vennootschapsbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die betrekking heeft op een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997. De belanghebbende, een vennootschap, had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag van ƒ 615.254, welke door de Inspecteur was gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en stelde het verlies over het jaar 1997 vast op ƒ 49.159. De Hoge Raad heeft de zaak in cassatie behandeld en de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De Hoge Raad verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de belanghebbende op grond van goed koopmansgebruik verplicht was om winst te nemen ter zake van de verkoop van een project. Het Hof had de vraag ontkennend beantwoord, maar de Hoge Raad stelt vast dat de verkoop onvoorwaardelijk heeft plaatsgevonden en dat de koper onvoorwaardelijk eigenaar is geworden van het project. Dit betekent dat de eerdere uitspraak van de Hoge Raad over een onder opschortende voorwaarden gesloten koopovereenkomst niet van toepassing is. De Hoge Raad benadrukt dat de opbrengst van een levering of dienst naar goed koopmansgebruik uiterlijk op het moment van levering moet worden verantwoord, tenzij er onzekerheden zijn die uitstel van winstneming rechtvaardigen. In dit geval was er een redelijke kans dat de koper zich zou beroepen op zijn recht om het project terug te geven, wat aanleiding gaf tot het uitstellen van de winstneming.
De Hoge Raad concludeert dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven en dat de zaak moet worden verwezen voor verdere beoordeling van de proceskosten. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten in deze fase van de procedure.