ECLI:NL:HR:2006:AY9712

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/119HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • E.J. Numann
  • A. Hammerstein
  • J.C. van Oven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over incasso van saldo rekening-courant door landbouwcoöperatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een landbouwcoöperatie, Coöperatie Voedings Tuinbouw Nederland U.A., en een voormalig lid, aangeduid als [eiser], over de incasso van het saldo van de rekening-courant. De coöperatie vorderde betaling van een bedrag van € 24.902,28, vermeerderd met wettelijke rente, en daarnaast een bedrag van € 998,-- aan buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft in een eindvonnis van 23 juli 2003 de vordering van de coöperatie in conventie toegewezen, maar het hoger beroep dat [eiser] instelde, leidde tot een arrest van het gerechtshof op 16 december 2004, waarin het eindvonnis werd vernietigd en de vordering van de coöperatie integraal werd toegewezen.

[De eiser] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarbij ook de coöperatie incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten niet voldoende was gemotiveerd door het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het hof niet voldoende inzicht gaf in de gedachtegang die aan de beslissing ten grondslag lag, waardoor de motiveringsplicht niet was nageleefd. De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen, maar het incidentele beroep van de coöperatie vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de kosten van het geding in cassatie aan [eiser] opgelegd, begroot op € 816,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, en in het incidentele beroep de kosten begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de vice-president en vier raadsheren, en openbaar uitgesproken op 17 november 2006.

Uitspraak

17 november 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/119HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
1. COÖPERATIE VOEDINGS TUINBOUW NEDERLAND U.A.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. THE GREENERY B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. G. Snijders.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweersters in cassatie - verder te noemen: VTN c.s. - hebben bij exploot van 31 oktober 2002 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd:
a. [eiser] te veroordelen om hetzij verweerster in cassatie sub 1 (VTN) hetzij verweerster in cassatie sub 2 (The Greenery) te betalen een bedrag van € 24.902,28, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
b. [eiser] te veroordelen om hetzij VTN, hetzij The Greenery te betalen een bedrag van € 998,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en zijnerzijds in reconventie een vordering ingesteld. De vordering in reconventie speelt in cassatie geen rol meer.
Na een ingevolge een tussenvonnis van 16 april 2003 op 1 juli 2003 gehouden comparitie van partijen, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 23 juli 2003 in conventie, [eiser] veroordeeld tot betaling aan VTN c.s. van € 16.393,90 met de wettelijke rente daarover.
Tegen het eindvonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. VTN c.s. hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 16 december 2004 heeft het hof het eindvonnis van de rechtbank vernietigd, voor wat betreft de beslissing in conventie, en, opnieuw rechtdoende, de vordering van VTN c.s. alsnog integraal toegewezen; het heeft voor het overige het vonnis bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. VTN c.s. hebben incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor VTN c.s. mede door mr. K. Teuben, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt zowel in het principale als in het incidentele beroep tot verwerping.
De advocaat van VTN c.s. heeft bij brief van 14 september 2006 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
4.1 VTN c.s. hebben, zoals hiervoor onder 1 vermeld, naast de hoofdsom gevorderd [eiser] te veroordelen tot vergoeding van een bedrag van € 998,-- aan buitengerechtelijke incassokosten op de voet van het bepaalde in art. 13 lid 5 van de statuten van VTN, luidende: "Alle kosten veroorzaakt door de al dan niet gerechtelijke invorderingen van door een lid aan de coöperatie verschuldigde bedragen komen ten laste van het betrokken lid".
Ter toelichting op grief B in het incidenteel appel tegen de beslissing van de rechtbank tot afwijzing van deze vordering hebben VTN c.s. aangevoerd - kort samengevat - dat het gevorderde bedrag is berekend overeenkomstig hetgeen in het rapport Voor-werk II terzake wordt aanbevolen, en dat ter incasso van het saldo van de rekening-courant door hen zelf ook daadwerkelijk kosten zijn gemaakt, welke (voorbereidings)werkzaamheden - die voorheen door een extern incassobureau werden verricht - in deze zaak meer zijn geweest dan het enkel doen van een (herhaalde) sommatie.
4.2 Het hof heeft deze grief verworpen op grond van de volgende overweging (rov. 8):
"De (vier) administratieve betalingsherinneringen en de sommatiebrief van VTN rechtvaardigen deze vordering niet".
Hiertegen komt het middel, in vier onderdelen, met rechts- en motiveringsklachten op.
4.3 Nu VTN c.s. op grond van art. 13 lid 5 van de statuten van VTN vergoeding van alle buitengerechtelijke incassokosten vorderen, is zonder nadere motivering, die evenwel ontbreekt, niet duidelijk op grond waarvan het hof heeft geoordeeld dat VTN c.s. geen recht kunnen doen gelden op vergoeding van het gevorderde bedrag. Ook voor beslissingen als de onderhavige geldt dat zij zodanig moeten worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geven in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang, om de beslissing zowel voor partijen als voor derden, de hogere rechter daaronder begrepen, controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Onderdeel a, dat hierover klaagt, slaagt.
De overige onderdelen behoeven geen behandeling.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van VTN c.s. begroot op € 816,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
vernietigt het arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 16 december 2004;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van VTN c.s. begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 17 november 2006.