ECLI:NL:HR:2006:AY9686
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over bindende huurovereenkomst en onrechtmatige afbreking van onderhandelingen
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen de eiseres en de verweersters, KABOS B.V. en een andere partij, over de vraag of er een bindende huurovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot een bedrijfsterrein dat behoort tot een gefailleerde onderneming. De eiseres heeft KABOS B.V. gedagvaard voor de rechtbank te Rotterdam en vorderde primair de ontbinding van de huurovereenkomst van 11 december 2000, en subsidiair een verklaring dat KABOS B.V. onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen over de huur af te breken. De rechtbank heeft de vordering op 29 oktober 2003 afgewezen, waarna de eiseres hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 30 juni 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiseres cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Wuisman, strekte tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseres in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.