ECLI:NL:HR:2006:AY9684
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A. Hammerstein
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen voormalige levenspartners over eigendomsrecht op een tijdens hun relatie aangeschafte auto
In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee voormalige levenspartners over de eigendom van een auto die tijdens hun relatie is aangeschaft. De eiser, die de auto in gebruik had, vorderde een schadevergoeding van ƒ 80.000 en een gebruiksvergoeding van ƒ 15.000, beide bedragen vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 januari 2001. Subsidiair vorderde hij de afgifte van de auto, voor het geval deze weer in het bezit van de verweerster zou komen. De verweerster bestreed de vordering en de rechtbank te 's-Hertogenbosch wees de vorderingen af in een vonnis van 5 februari 2003.
De eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een tussenarrest van 8 juni 2004 de eiser toestond te bewijzen dat hij de auto niet aan de verweerster had geschonken, maar deze slechts in bruikleen had gegeven. Na getuigenverhoren bevestigde het hof in een eindarrest van 21 juni 2005 het eerdere vonnis van de rechtbank. Hierop stelde de eiser cassatie in bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad, die de zaak op 8 december 2006 behandelde, verwerpt het beroep van de eiser. De raadsheren oordelen dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 RO geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.