ECLI:NL:HR:2006:AY9684

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/283HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen voormalige levenspartners over eigendomsrecht op een tijdens hun relatie aangeschafte auto

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee voormalige levenspartners over de eigendom van een auto die tijdens hun relatie is aangeschaft. De eiser, die de auto in gebruik had, vorderde een schadevergoeding van ƒ 80.000 en een gebruiksvergoeding van ƒ 15.000, beide bedragen vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 januari 2001. Subsidiair vorderde hij de afgifte van de auto, voor het geval deze weer in het bezit van de verweerster zou komen. De verweerster bestreed de vordering en de rechtbank te 's-Hertogenbosch wees de vorderingen af in een vonnis van 5 februari 2003.

De eiser ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat in een tussenarrest van 8 juni 2004 de eiser toestond te bewijzen dat hij de auto niet aan de verweerster had geschonken, maar deze slechts in bruikleen had gegeven. Na getuigenverhoren bevestigde het hof in een eindarrest van 21 juni 2005 het eerdere vonnis van de rechtbank. Hierop stelde de eiser cassatie in bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad, die de zaak op 8 december 2006 behandelde, verwerpt het beroep van de eiser. De raadsheren oordelen dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81 RO geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad veroordeelt de eiser in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

Uitspraak

8 december 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/283HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 11 januari 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Hertogenbosch en, kort gezegd, gevorderd primair [verweerster] te veroordelen om aan [eiser] een schadevergoeding te betalen van ƒ 80.000,-- en een gebruiksvergoeding van ƒ 15.000,--, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2001 tot aan de dag der algehele voldoening. Subsidiair en voorwaardelijk heeft [eiser], voor het geval de diefstal wordt opgelost en de auto weer in het bezit van [verweerster] komt, afgifte van de auto gevorderd.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 5 februari 2003 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 8 juni 2004 heeft het hof [eiser] toegelaten te bewijzen dat hij de auto niet alleen aan [verweerster] heeft geschonken, doch slechts aan haar in bruikleen heeft gegeven. Na getuigenverhoren heeft het hof bij eindarrest van 21 juni 2005 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Beide arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A. Hammerstein en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 december 2006.