ECLI:NL:HR:2006:AY9683

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C05/231HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen stichting en verhuurder over ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand en gebreken aan gehuurde

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen de Stichting WIA 1991, gevestigd te Amsterdam, en haar verhuurder. De verhuurder heeft de huurovereenkomst ontbonden wegens huurachterstand. De Stichting WIA heeft in cassatie aangevoerd dat zij gerechtigd was tot opschorting van de huurbetaling vanwege gebreken aan het gehuurde pand. De zaak is gestart met een dagvaarding door de verhuurder op 18 oktober 2002, waarbij verschillende vorderingen zijn ingesteld, waaronder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het pand. De Stichting WIA heeft hierop gereageerd met een reconventionele vordering, waarin zij schadevergoeding eiste en verzochte om herstel van gebreken aan het pand.

De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 22 januari 2003 een comparitie van partijen gelast, die op 5 maart 2003 heeft plaatsgevonden. In het vonnis van 16 april 2003 zijn de vorderingen van de verhuurder grotendeels toegewezen, terwijl de vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De Stichting WIA heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 26 mei 2005 het vonnis heeft bekrachtigd. Hierop heeft de Stichting WIA cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft op 1 december 2006 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen termen aanwezig waren om de uitspraak aan te houden. De kosten van het geding in cassatie zijn voor rekening van de Stichting WIA, die is veroordeeld tot betaling van € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris aan de zijde van de verhuurder.

Uitspraak

1 december 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/231HR
RM/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
STICHTING WIA 1991,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. J.A.M.A. Sluysmans, thans mr. M.J. Schenck,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploot van 18 oktober 2002 eiseres tot cassatie - verder te noemen: WIA - gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem, sector kanton.
Na vermeerdering van eis hebben [verweerder] c.s. gevorderd:
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden;
- WIA te veroordelen tot ontruiming op straffe van een dwangsom;
- betaling van € 99.851,53 (€ 86.414,92 aan achterstallige huur tot 1 april 2003; € 11.894,61 aan contractuele rente tot 1 april 2003 en € 1.542,-- aan buitengerechtelijke kosten), vermeerderd met verdere rente;
- betaling van € 12.324,-- voor de brandmeldinstallatie, vermeerderd met de wettelijke rente;
- betaling van € 29.518,70 aan BTW-schade, vermeerderd met wettelijke rente;
- betaling vanaf 1 april 2003 tot de datum van ontruiming van € 4.094,92 per maand, vermeerderd met € 1.110,70 per maand;
- betaling van € 40.000,-- aan schadevergoeding, met wettelijke rente.
WIA heeft de vorderingen bestreden en harerzijds in reconventie gevorderd:
i. [verweerder] c.s. te veroordelen tot hoofdelijke veroordeling van schade van ten minste € 227.346,18, te vermeerderen met na 5 september 2002 geleden schade, zo nodig op te maken bij staat;
ii. [verweerder] c.s. te veroordelen tot oplossing van de vochtproblemen aan de muren van het gehuurde op straffe van een dwangsom;
iii. [verweerder] c.s. te veroordelen tot nakoming van alle relevante bouw- en monumentenvergunningen op straffe van een dwangsom;
iv. [verweerder] c.s. te veroordelen tot het aanbieden aan WIA van een vervangend huurcontract onder dezelfde condities als het huidige contract, evenwel met een huurprijs die niet met BTW is belast, tenzij [verweerder] c.s. bewijst dat de optie voor BTW-belaste verhuur in stand is gebleven.
[Verweerder] c.s. hebben de vorderingen in reconventie bestreden.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 22 januari 2003 een comparitie van partijen gelast, welke comparitie op 5 maart 2003 heeft plaatsgevonden. Bij vonnis van 16 april 2003 heeft de kantonrechter in conventie de vorderingen grotendeels toegewezen, de vorderingen ten aanzien van de brandmeldinstallatie en de dwangsom heeft de kantonrechter aangehouden als bedoeld in rov 7.11 en 7.12 van zijn vonnis. In reconventie heeft de kantonrechter het gevorderde afgewezen.
Tegen dit (deel)vonnis heeft WIA hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. In hoger beroep heeft WIA haar eis in reconventie vermeerderd.
Bij arrest van 26 mei 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft WIA beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep. De advocaat van WIA heeft bij brief van 12 oktober 2006 op die conclusie gereageerd en daarbij verzocht de uitspraak van de onderhavige zaak aan te houden totdat onherroepelijk is beslist in een tussen partijen voor het hof te Amsterdam (rolnr. 529/04) aanhangige procedure en voorts totdat uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eveneens tussen partijen aanhangig geding (zaaknummer 2006 05700).
De advocaat van [verweerder] c.s. heeft bij brief van 19 oktober 2006 bezwaar gemaakt tegen aanhouding van de uitspraak van de Hoge Raad.
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig zijn uitspraak aan te houden en zal derhalve voorbijgaan aan het aanhoudingsverzoek van WIA.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt WIA in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 1.171,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 december 2006.