ECLI:NL:HR:2006:AY9673
Hoge Raad
- Cassatie
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot het bevelen van telecommunicatie-opname in strafzaken
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van het bevel tot het opnemen van telecommunicatie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar diefstal of verduistering van een mobiele telefoon door brandweerpersoneel. De Hoge Raad behandelt het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 maart 2005 uitspraak deed. De verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. van Stratum, betwist de rechtmatigheid van het bewijs dat is verkregen via de telecommunicatie-opname. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Hof.
De Hoge Raad stelt vast dat de bevoegdheid tot het bevelen van het opnemen van telecommunicatie is verleend aan de officier van justitie, mits de rechter-commissaris voorafgaand een schriftelijke machtiging heeft verstrekt. De toetsing of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan, ligt bij de rechter-commissaris. In dit geval heeft het Hof geoordeeld dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het afgeven van de machtiging heeft kunnen komen, gezien de ernst van de verdenking en de mogelijke gevolgen voor de integriteit van het brandweerkorps. De Hoge Raad bevestigt dat het Hof geen verkeerde rechtsopvatting heeft gehanteerd en dat de beoordeling van de rechter-commissaris niet onbegrijpelijk is.
De Hoge Raad verwerpt het beroep, omdat geen van de middelen tot cassatie kan leiden. De uitspraak van het Hof blijft daarmee in stand, en de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor verduistering, gepleegd door iemand die het goed onder zich heeft uit hoofde van zijn dienstbetrekking.