ECLI:NL:HR:2006:AY9243
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van dagvaarding door onjuiste uitreiking en kennisgeving aan verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2006 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de nietigheid van een dagvaarding die niet aan de verdachte zelf, maar aan een ander is uitgereikt. De verdachte, geboren in 1961 en woonachtig in [woonplaats], was op het moment van de terechtzitting in Marokko en had een verzoek tot aanhouding ingediend. Het Hof had geoordeeld dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, omdat de verdachte op de hoogte was van de datum van de terechtzitting. De Hoge Raad oordeelt echter dat dit oordeel onbegrijpelijk is, aangezien niet is aangetoond dat de verdachte daadwerkelijk op de hoogte was van de zitting. De Hoge Raad concludeert dat de dagvaarding nietig is, omdat deze niet overeenkomstig de wettelijke voorschriften is uitgereikt. De uitspraak van het Hof wordt vernietigd, behoudens voor zover het vonnis van de Politierechter is vernietigd. De Hoge Raad verklaart de inleidende dagvaarding nietig, wat betekent dat de verdachte niet kan worden vervolgd op basis van deze dagvaarding.