ECLI:NL:HR:2006:AY9227
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen voormalige levenspartners over kinderalimentatie en draagkracht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige levenspartners over de door de vader verschuldigde kinderalimentatie voor hun zoon, geboren op [geboortedatum] 1993. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft in 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam om de man, verzoeker tot cassatie, te verplichten bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van hun zoon. De rechtbank heeft op 8 december 2004 bepaald dat de man vanaf 1 januari 2001 € 634,-- per maand en vanaf 1 januari 2002 € 602,-- per maand moet betalen. De man ging in hoger beroep, maar het gerechtshof te Amsterdam heeft op 10 november 2005 de bijdrage voor de periode vanaf 1 januari 2001 vastgesteld op € 602,-- per maand, waarbij de eerdere beschikking van de rechtbank gedeeltelijk werd vernietigd.
De man heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het hof onterecht heeft geoordeeld dat hij zijn draagkracht niet inzichtelijk heeft gemaakt. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onbegrijpelijk heeft geoordeeld over de draagkracht van de man, aangezien hij het volledige procesdossier uit de eerste aanleg had overgelegd, inclusief jaaropgaven en draagkrachtberekeningen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het gerechtshof en verwijst de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het inzichtelijk maken van de financiële situatie van partijen in alimentatiezaken en de noodzaak voor de rechter om de overgelegde gegevens zorgvuldig te beoordelen. De uitspraak is gedaan door de Hoge Raad der Nederlanden op 15 december 2006, met een duidelijke uitspraak over de onbegrijpelijkheid van het oordeel van het hof en de gevolgen daarvan voor de alimentatieverplichting van de man.