ECLI:NL:HR:2006:AY9226

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R05/103HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kinderalimentatie tussen ouders van erkend minderjarig kind

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarig kind, dat tijdens hun affectieve relatie is geboren en door de vader is erkend. De moeder heeft op 28 januari 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Amsterdam, waarin zij verzocht om een bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, met een bedrag van € 400,-- per maand, met ingang van 1 april 2003. De vader heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 18 augustus 2004 bepaald dat de vader met ingang van 1 april 2003 tot 1 augustus 2004 € 320,-- per maand en met ingang van 1 augustus 2004 € 280,-- per maand dient te betalen aan de moeder. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar het meer of anders verzochte is afgewezen.

De vader heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waarin hij verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de kinderalimentatie te verlagen. Na een mondelinge behandeling op 23 maart 2005 heeft het hof op 28 april 2005 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vastgesteld op € 155,-- per maand voor de periode van 28 januari 2004 tot 1 juli 2004 en € 125,-- per maand met ingang van 1 juli 2004. Ook deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de moeder verworpen en de beschikking van het hof bevestigd.

Uitspraak

20 oktober 2006
Eerste Kamer
Rek.nr. R05/103HR
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.E. Wanrooij,
t e g e n
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. L. van Hoppe.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 28 januari 2004 ter griffie van de rechtbank te Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft verzoekster tot cassatie - verder te noemen: de moeder - zich gewend tot die rechtbank en verzocht te bepalen dat verweerder in cassatie - verder te noemen: de vader - met ingang van 1 april 2003 € 400,-- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige door de vader erkende kind: [de dochter].
De vader heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 18 augustus 2004 bepaald dat de vader met ingang van 1 april 2003 tot 1 augustus 2004 € 320,-- per maand en met ingang van 1 augustus 2004 € 280,-- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige, bij vooruitbetaling aan de moeder dient te voldoen, te verhogen met het bedrag van iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van [de dochter] kan of zal worden verleend. De rechtbank heeft voorts de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De vader heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het inleidend verzoek alsnog af te wijzen, althans de kinderalimentatie te stellen op een lager bedrag dan € 320,-- respectievelijk € 280,-- per maand, althans op een zodanig bedrag als het hof juist zal achten, een en ander met ingang van 2 juli 2004, althans met ingang van een zodanige datum als het hof juist zal achten.
Na mondelinge behandeling op 23 maart 2005, heeft het hof bij beschikking van 28 april 2005 de bestreden beschikking vernietigd en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de dochter] in de periode van 28 januari 2004 tot 1 juli 2004 bepaald op € 155,-- per maand en met ingang van 1 juli 2004 op € 125,-- per maand. Het hof heeft voorts de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft bij verweerschrift verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, J.C. van Oven en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 oktober 2006.