ECLI:NL:HR:2006:AY8995
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest inzake oplichting door de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvrager, die in 2004 door het Hof was veroordeeld voor oplichting, had een taakstraf van dertig uren opgelegd gekregen, subsidiair vijftien dagen hechtenis. De aanvrage tot herziening was ingediend op basis van nieuwe omstandigheden die volgens de aanvrager niet tijdens de eerdere rechtszittingen aan het licht waren gekomen.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat voor een herziening op grond van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) alleen omstandigheden in aanmerking komen die feitelijk zijn en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze omstandigheden bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager heeft echter niet voldaan aan de vereisten zoals gesteld in artikel 459 Sv, waarin wordt geëist dat de aanvrage de relevante omstandigheden en bewijsmiddelen bevat.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk is, omdat de gestelde omstandigheden niet voldoen aan de wettelijke eisen. Dit arrest is uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, en is geregistreerd onder nummer 01422/06 H.