ECLI:NL:HR:2006:AY8995

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
01422/06 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest inzake oplichting door de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2006 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De aanvrager, die in 2004 door het Hof was veroordeeld voor oplichting, had een taakstraf van dertig uren opgelegd gekregen, subsidiair vijftien dagen hechtenis. De aanvrage tot herziening was ingediend op basis van nieuwe omstandigheden die volgens de aanvrager niet tijdens de eerdere rechtszittingen aan het licht waren gekomen.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling aangegeven dat voor een herziening op grond van artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) alleen omstandigheden in aanmerking komen die feitelijk zijn en die het ernstig vermoeden wekken dat, indien deze omstandigheden bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De aanvrager heeft echter niet voldaan aan de vereisten zoals gesteld in artikel 459 Sv, waarin wordt geëist dat de aanvrage de relevante omstandigheden en bewijsmiddelen bevat.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk is, omdat de gestelde omstandigheden niet voldoen aan de wettelijke eisen. Dit arrest is uitgesproken door vice-president F.H. Koster, samen met de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, en is geregistreerd onder nummer 01422/06 H.

Uitspraak

19 september 2006
Strafkamer
nr. 01422/06 H
AM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 19 oktober 2004, nummer 20-001000/04, ingediend door:
[aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 12 november 2003 waarbij de aanvrager ter zake van "oplichting" is veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. Bedoelde omstandigheden moeten van feitelijke aard zijn.
3.2. Art. 459 Sv schrijft voor dat de aanvrage tot herziening inhoudt de omstandigheid als hiervoor bedoeld, waarop zij steunt, en verder een opgave bevat van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.
3.3. Het in de aanvrage gestelde behelst niet een beroep op een feitelijke omstandigheid als hiervoor bedoeld. De aanvrage kan daarom, gelet op het bepaalde in de art. 459 en 460 Sv, niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 september 2006.